Passé composé met avoir et être

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Le programme

 Les devoirs - huiswerk

 Leerwerk: leren van woorden H3 (bron A t/m D)

• Passé composé avec avoir et être (herhaling)

• Futur proche et futur simple (herhaling)
• Maakwerk: Ga naar classroom en maak opdrachten

Passé Composé

Passé composé

Leerdoel: ik kan een werkwoord vervoegen in de passé composé 

Passé composé 

J'ai mangé une banane.

Ik heb een banaan gegeten.

Hoe vorm je de passé composé?

De passé composé bestaat uit 2 delen

1. vorm w.w. avoir of être

2. voltooid deeltwoord (er-é)

Verschil présent - passé composé

Présent	Passé composé
Ik werk	Ik heb gewerkt
Je travaille	J'ai travaillé
Wij kopen	Wij hebben gekocht
Nous achetons	Nous avons acheté

Passé composé maken

De passé composé maak je door :
een vorm van "avoir" (hebben) of "être" (zijn)
(in de tegenwoordige tijd)
+
voltooid deelwoord 

Passé composé

(ik heb gesproken)

AVOIR (hulpwerkwoord)

j'ai 

tu as

il, elle, on a

nous avons

vous avez

ils, elles ont

VOLTOOID 

DEELWOORD

onregelmatige ww.

avoir = eu

être = été

faire = fait

pouvoir = pu

vouloir = voulu

Passé-composé

Passé composé

(ik heb gebleven)

ÊTRE (hulpwerkwoord)

je suis

tu es

il, elle, on est

nous sommes

vous êtes

ils, elles sont

VOLTOOID 

DEELWOORD

LET OP: Mannelijk of vrouwelijk of meervoud

	MAN.	VR.
EV.	-	e
MV	s	es

Passé composé

1. J'ai dansé => ik heb gedanst 

2. J'ai choisi => ik heb  gekozen

3. J'ai vendu => ik heb verkocht

Passé composé: exercices

Instructies voor de oefeningen:

-Pak je schrift of een A4 papier

-Schrijf er je antwoord op           

-Controleer je het met je klasgenoot

Passé composé: exercices

Vervoegen het werkwoord tussen haakjes au PC.

1. On (passer) _____ _________ de bonnes vacances.
2. Vous (être) _____ ______ à l'hôtel?                                 
3. Tu (avoir) _____ ______ un livre comme cadeau.      
4. Liz et Luc (vendre) ______ ______ leurs tickets         
5. Hier, nous (faire) ______ _______ du sport.                
6. Paul (choisir) ______ __________ d'acheter ce pull.

Noteer 

Leren: Vocabulaire A t/m D

(af)Maken: Opdrachten via classroom

Let op: Maandag 20 maart 2023 : Proefwerk Frans

Nu kan ik een werkwoord in verleden tijd vervoegen en toekomende tijd

😒🙁😐🙂😃

Merci pour ton travail et ton attention.

Tenslotte

• Pak je tas in en 
• Blijf zitten tot de bel gaat. 

Dan:

• Stoel aanschuiven
  
  
• Rustig naar de volgende les