*Woordenschat H3, havo 2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Woordenschat H3

(herhaling)

Moeilijke woorden

Vaste voorzetsels

Voorzetseluitdrukkingen

Lesdoel

Na deze les kun je: 

werkwoorden en de vaste voorzetsels herkennen

voorzetseluitdrukkingen herkennen

Geef drie voorbeelden van een voorzetsel.

Vaste voorzetsels

Sommige werkwoorden hebben vaste voorzetsels. 

voorbeeld: 

beginnen met --> hij begint met zijn huiswerk 

lachen om --> hij lacht heel hard om jouw grapje 

genieten van --> we hebben genoten van de vakantie

Werkwoorden met een vast voorzetsel en een zelfstandig naamwoord

Sommige werkwoorden met een vast voorzetsel hebben daar ook een zelfstandig naamwoord. 

Voorbeeld: 

een hekel hebben aan --> Hij heeft een hekel aan huiswerk maken. 

kritiek hebben op --> hij heeft altijd wel ergens kritiek op. 

Zet op de plaats van de puntjes een voorzetsel dat in de zin past.

Hij houdt heel erg ... aardbeien.

Zet op de plaats van de puntjes een voorzetsel dat in de zin past.

Hij rekent ... jou met het eten.

Zet op de plaats van de puntjes een voorzetsel dat in de zin past.

Hij is ontzettend bang ... spinnen.

Zet op de plaats van de puntjes een voorzetsel dat in de zin past.

... ingang ... vandaag is de weg afgesloten. (komma)

Voorzetseluitdrukkingen

Tot slot zijn er nog voorzetseluitdrukkingen. Die beginnen met een vast voorzetsel, daartussen komt een zelfstandig naamwoord en tot slot weer een vast voorzetsel. 

Voorbeeld: 

met behulp van --> met behulp van een bril kan hij beter zien. 

door toedoen van  --> door toedoen van zijn broer verloor hij veel geld. 

Welk voorzetsels pas in de zin?

Een andere naam [...] suikerziekte is diabetes.

Veel mensen waren het niet eens [...] het wetsvoorstel van de regering.

Alle fietsers worden 's avonds [...] de politie gecontroleerd [...] hun fietsverlichting.

door

in

met

naar

om

op

van

voor

aan de hand van

1. voor
2. aan
3. met
4. van

gespekt –

1. voorzien van spek
2. je wist het van te voren
3. je hebt alles al gezien
4. voorzien van geld

ontleend aan –

1. overgenomen van
2. gehuurd van
3. geleend van
4. gegeven aan

uitgeloofd –

1. uitgemaakt, geblust
2. aangeboden, uitgereikt
3. uitgegeven, afgegeven
4. beloofd, toegezegd

uit hoofde van –

1. door, wegens
2. met, mede
3. uit, uiterst
4. voor, voornemens

Goed geld naar kwaad geld gooien.

Geld naar kwaad geld gooien=

Geld in een hopeloze zaak steken

Goed in de slappe was zitten =

Geen rooie cent hebben =

Geld dat stom is, maakt recht wat krom is =

1. Alle manieren om aan geld te komen zijn toegestaan
2. Geld in een hopeloze zaak steken
3. – Met geld kun je strafbare handelingen verdoezelen
4. Er is meer in het leven dan rijkdom

Eieren voor je geld kiezen =

1. De prijs van een product zegt vaak iets over de kwaliteit
2. geen geld hebben om uit te geven
3. Voor dat geld is hard gewerkt
4. Met minder genoegen nemen dan je eigenlijk wilde

Tijd is geld

– Tijd is geld

– Als je tijd verprutst, verspil je ook geld.

hebben

praten

lopen

geven

Zijn schaapjes op het droge

in de soep 

je mond voorbij

je ogen goed de kost

Wat vond je van deze les ?

1. duidelijk, ik snap het
2. duidelijk, maar ik heb meer oefening nodig
3. te makkelijk voor mij
4. ik begrijp er niet veel van