geld

Geld 
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
BurgerschapMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Geld 

Slide 1 - Diapositive

Deze les 
1. Herhaling vorige les.
2. Sparen en lenen
4. Schulden. 
5. Spaartips
6. Quiz.

Slide 2 - Diapositive

wat weten jullie van geld?

Slide 3 - Carte mentale

Inkomsten 
Al het geld dat je krijgt
Uitgaven .
Het geld dat je uitgeeft 

Slide 4 - Diapositive

begroting = een overzicht met inkomsten en uitgaven 

Slide 5 - Diapositive

sparen 
het geld bewaren om iets te kunnen kopen 
Lenen
Wanneer je niet genoeg geld hebt moet je lenen met rente.

Slide 6 - Diapositive

Waar willen jullie voor sparen?

Slide 7 - Question ouverte

Rente
Lenen:
als je van de bank leent moet je het bedrag ook terug geven.
Je moet dan meer terug geven dan dat je gekregen hebt.
  • Voorbeeld: Je leent 10.000euro je betaalt later 12.000 euro 




Slide 8 - Diapositive

Rente
sparen:
Als je geld op de bank zet om te sparen krijg je van de bank.
Je zet dan het geld op een spaarrekening.
  • Voorbeeld: Je geeft 300 euro aan de bank om te sparen. 
300 word dan bijv. na een jaar 600 euro



Slide 9 - Diapositive

Schulden 
Je hebt schulden als je geld leent en het niet kan terug betalen.
Je moet dan sparen om het geld terug te kunnen geven.

Slide 10 - Diapositive

spaartips 
1. Spullen die je niet meer gebruikt of nodig hebt verkopen.
2. een deel van je geld/loon sparen in een potje of op de bank.
3. Koop pas iets nieuws als je het echt nodig hebt.
4. Koop boodschappen in de actie/bonus.
5. Koop spullen in goedkopere winkels/ goedkopere merken 
 

Slide 11 - Diapositive

wat zijn voorbeelden van inkomsten?

Meerdere goede antwoorden!!
A
Loon van werk
B
uitkering
C
Duo
D
zorgverzekering

Slide 12 - Quiz

Noem voorbeelden van uitgaves?

Slide 13 - Question ouverte

Noem voorbeelden van inkomsten.

Slide 14 - Question ouverte

Wat is een begroting?
A
Als je iets groter maakt
B
wanneer de uitgaven groter is als de inkomsten
C
Als je inkomsten groter zijn dan de uitgaven
D
Een overzicht van inkomsten en uitgaven

Slide 15 - Quiz

Al het geld dat je krijgt.
Al het geld dat je uitgeeft.
Geld bewaren.
Overzicht met inkomsten en uitgaven. 
geld lenen en niet kunnen teruggeven.
Geld krijgen en terug geven met rente.
Inkomsten 
Uitgaven
Begroting 
Schulden 
Sparen 
Lenen

Slide 16 - Question de remorquage

Welke spaartips heb je onthouden?

Slide 17 - Question ouverte

Hoe goed heb je meegedaan in de les?
0= onvoldoende 5= voldoende 10= goed

010

Slide 18 - Sondage

Hoe gaat het nu met je?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Sondage

Wat vind je van de les?

Slide 20 - Question ouverte