Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte.
dit is de verleden tijd:
ik was, ik ging, jij deed, hij had
dit is de voltooide tijd:
ik ben geweest, ik ben gegaan, jij heb gedaan, hij heeft gehad
(RAPPEL: de passé composé heeft altijd een hulpww être of avoir)