Herhaling H3 1kg

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 1

Herhaling H3 1kg

Welke paragrafen moet je kennen?

3.3 lezen

3.5 woorden

3.7 grammatica

3.8 spelling

3.3 lezen

Alinea's

kernzinnen

Hoofdzaken/bijzaken

Signaalwoorden en tekstverbanden

tegenstellling	maar, toch, daarentegen
opsomming	bovendien, verder, ook

Hoe herken ik een alinea?

1. Aan signaalwoorden en tekstverbanden
2. Aan de tekst
3. Als het eindigt met een punt
4. Een alinea begint op een nieuwe regel

Ik kom op tijd, maar hij komt te laat?
Wat is het signaalwoord en bij welk tekstverband hoort het?

1. tijd, tijdsvolgorde
2. maar, tegenstelling
3. komt, opsomming
4. laat, conclusie

Wat is een kernzin?

1. De belangrijkste zin van de tekst
2. De belangrijkste zin in de conclusie
3. De belangrijkste zin van de alinea
4. De boodschap van de schrijver

3.5 woorden

Woordbetekenis

tegenstellingen

Wat betekent extreem?

1. heel erg
2. totaal niet
3. heftig weer
4. een extraatje

Wat betekent glunderen?

1. stralend glimlachen
2. stelen
3. hardop lachen
4. boos kijken

Wat is het tegengestelde van winnen?

1. wint
2. verslaan
3. proberen
4. verliezen

3.7 grammatica

persoonsvorm = belangrijkste ww

werkwoordelijk gezegde = alle ww

onderwerp = wie/wat + persoonsvorm

lijdend voorwerp= wie/wat + wg + o

Ik heb een nieuwe zonnebril gekocht. 

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Vandaag wil ik met Joe gaan voetballen.

1. wil
2. wil voetballen
3. wil gaan voetballen
4. gaan voetballen met Joe

Die armband heb ik in de stad gekocht.
Wat is het onderwerp?

1. die armband
2. ik
3. in de stad
4. heb gekocht

Ik ben mijn gouden horloge verloren.
Wat is het lijdend voorwerp?

1. ik
2. horloge
3. ben verloren
4. mijn gouden horloge

3.8 spelling

meervoud

werkwoordspelling verleden tijd

dictee

Wat is het meervoud van bril?

1. brillen
2. brilen
3. brils
4. brilletje

Wat is het meervoud van scherf?

1. scherfen
2. scherven
3. scherfs
4. schervven

Wat is het meervoud van daad?

1. daaden
2. dadden
3. daadden
4. daden

Ik (vinden) dat een mooie kleur.

Noteer de VT

1. vindde
2. vindt
3. vind
4. vond

De speler (overtreden) de regels.

Noteer de VT

1. overtreedde
2. overtreede
3. overtrede
4. overtrad

Hij (timmeren) een hekje.

Noteer de VT

1. timmerte
2. timmert
3. timmerde
4. timmerdde

Aan de slag!

maak de test jezelf van : 3.3 lezen, 3.5 woorden, 3.7 grammatica of 3.8 spelling

Klaar? Maak nog een test jezelf of leer de samenvatting.