Bijwoord herhalen V3

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3,4

Quiz over het bijwoord

(wat weet je nog?)

 

ga naar www.lessonup.app

Je mag pagina 140 (en 138) van het boek of de powerpoint (het stappenplan) erbij pakken als hulpmiddel

Ter herinnering: Waar zegt het bijwoord iets over?

1. hele zin, zelfstandig naamwoord, werkwoord (behalve être)
2. hele zin, werkwoord (behalve être), ander bijwoord, bijvoeglijk naamwoord
3. lidwoord, onderwerp, ander bijwoord
4. persoonlijk voornaamwoord, werkwoord (behalve être)

Vorm van het bijwoord

Het bijwoord maak je door achter het bijvoeglijk naamwoord -ment te zetten.

1.   Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een klinker? 

      plak er direct -ment achter.                                      

      Bijvoorbeeld: vrai - vraiment (waar, echt)

2.   Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een medeklinker?

      maak het eerst vrouwelijk en zet er dàn pas - ment erachter.

      Bijvoorbeeld: direct - directement (meteen),
                           heureux - heureusement  (gelukkig)

Let op:

     Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op -ent of -ant ?

     -ent wordt -emment     Bijvoorbeeld: patient (geduldig) > patiemment

     -ant wordt -amment     Bijvoorbeeld: méchant (gemeen) > méchamment

     

     Leer ook de onregelmatige vormen op de volgende dia goed:

Mannelijk eindigend op klinker - ONREGELMATIG

Bijv. naamwoord	B ijwoord	DUS NIET:	Betekenis:
bo n	bien	niet bon ne ment	goed
meilleu r	mieux	niet meilleur e ment	beter
mauvai s	mal	niet mauvais e ment	slecht
genti l	gentiment	niet gentil le ment	aardig
lon g	longtemps	niet long ue ment	lang
l et ook op:
énorme	énorm é ment	WEL: accent op de é	enorm

Let op:

     

        Rapide (snel) heeft behalve rapidement nóg een bijwoord: vite

        Je mag beide bijwoorden gebruiken, rapidement en vite zijn synoniemen.

     

                                           Kijk en luister naar het filmpje

Maak van het bijvoeglijk naamwoord een bijwoord

door de juiste uitgang ernaartoe te slepen.

simple

violent

malheureux

vrai

parfait

bon

sportif

méchant

ment

amment

sement

bien

vement

ment

emment

ement

Maak van "meilleur" een bijwoord:

1. mieux
2. meilleurement
3. mieuxment
4. mieument

Maak van "doux" een bijwoord:

1. douce
2. douxment
3. doucement
4. douxement

Maak van "absolu" een bijwoord:

1. absolument
2. absoluement
3. absolutement
4. absolemment

Maak van "gentil" een bijwoord:

1. gentillement
2. gentiment
3. gentement
4. gentilment

Maak van "patient" een bijwoord:

1. patientement
2. patientment
3. patiemment
4. patiement

1. Je n’ai pas … compris

1. bien
2. bon
3. bonne

2. Elles chantent très…

1. bon
2. bien
3. bonnes
4. biennes

3. Jean et Pierre sont plus … que monsieur Duval.

1. intelligents
2. intelligemment
3. intelligent
4. intelligentement

4. Ce joueur de foot joue très…

1. prudent
2. prudentment
3. prudentement
4. prudemment

5. Il a une bicyclette très…

1. vite
2. rapide
3. rapidement
4. vitement

Maak van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes een bijwoord.

(Malheureux) j'ai perdu mon portemonnaie.

6. Qui est le … joueur de l’année ?

1. meilleur
2. mieux
3. bon
4. plus bon

8. Tu travailles … que l’année passée.

1. meilleur
2. mieux
3. bon

10. Le voyage était très …

1. long
2. longue
3. longtemps
4. longuement

Maak van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes een bijwoord.

Le champion s'est entrainé (long) et il a gagné !

11. Parlez plus … svp !

1. lentement
2. lent
3. lente
4. lentment

13. Cette fille n’est pas …

1. heureusement
2. heureuse
3. heureux

14. …, il est à l’heure !

1. heureux
2. heureuse
3. heureusement
4. heureuxment

15. Qui est la … actrice de l’année ?

1. meilleur
2. mieux
3. mieuxe
4. meilleure

Maak van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes een bijwoord.

J'ai (mauvais) joué aujourd'hui. (Ik slecht gespeeld vandaag.)

16. Elles sont trop…

1. lentement
2. lemment
3. lente
4. lentes

17. Elle n’est pas là, …

1. malheureusement
2. malheureuse
3. malheureux

18. Jean est plus … que Jacqueline

1. forte
2. fortement
3. fort

19. Cet acteur est …

1. mal
2. mauvais
3. mauvaise
4. mauvaisement

20. Il court très …

1. vite
2. rapide
3. rapidement

Neem paragraaf 6 (bijwoord) en paragraaf 4 (bijvoeglijk naamwoord) nog eens goed door voor de toets.