2.4.6 Constructies: stevigheid en stabiliteit

2.4.6 Constructies: stevigheid en stabiliteit
Je kunt bij het ontwerpen van een product uitleggen hoe je stevigheid en stabiliteit kunt realiseren door gebruik te maken van profielen, driehoeksconstructies, bogen, brede basis en je keuzes relateren aan de vorm en functie van het product
1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

Éléments de cette leçon

2.4.6 Constructies: stevigheid en stabiliteit
Je kunt bij het ontwerpen van een product uitleggen hoe je stevigheid en stabiliteit kunt realiseren door gebruik te maken van profielen, driehoeksconstructies, bogen, brede basis en je keuzes relateren aan de vorm en functie van het product

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

CONSTRUCTIES
een constructie is uit meerdere onderdelen samengesteld.

Constructies hebben een functie.

Functie bepaald vorm en materialen. 

Slide 3 - Diapositive

Waarom zie je altijd driehoeken terug in constructies?
A
omdat mensen dat mooier vinden
B
omdat driehoeken het meest vormvast zijn
C
omdat drie hoeken makkelijker te tellen zijn
D
omdat driehoeken goedkoper zijn

Slide 4 - Quiz

Welke kracht zie je hier?
A
trekkracht
B
drukkracht
C
wringkracht
D
buigkracht

Slide 5 - Quiz

Hieronder zie je twee blokken. Stel je voor dat je er vanaf de zijkant met je vinger tegenaan duwt, welk blok valt dan eerder om? Sleep de tekst naar het juiste blok.
valt snel om
valt niet snel om

Slide 6 - Question de remorquage

Grondvlak en steunpunten
  • Grondvlak: het gedeelte van het blok wat contact maakt met de grond
  • Steunpunt: hoekpunt van het grondvlak

Blok A heeft het kleinste grondvlak, en de steunpunten liggen het dichtst bij elkaar. Daarom valt hij sneller om.

Slide 7 - Diapositive

Welk blok valt eerder om?
A
A
B
B

Slide 8 - Quiz

Zwaartepunt
  • Een homogeen voorwerp is een voorwerp waarbij het gewicht eerlijk en gelijk verdeeld zit. Het zwaartepunt zit dan in het midden. 
  • Bij A zit het zwaartepunt keurig in het midden (rood stipje)
  • Bij B zit het zwaartepunt lager omdat het blok daar breder is

Hoe hoger het zwaartepunt van een voorwerp, hoe eerder het omvalt!

Slide 9 - Diapositive

zwaartepunt
Het zwaartepunt = het aangrijpingspunt van de zwaartekracht

De zwaartekracht werkt vanuit het zwaartepunt.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Deze voorwerpen zijn niet homogeen verdeelt, bij de hamer weet je dat de kop veel zwaarder weegt bij de steel. Hierdoor verschuift het zwaartepunt richting de kop van de hamer.

Slide 12 - Diapositive

Omvallen
Een voorwerp valt om als het zwaartpunt buiten de steunpunten valt. 

(centre of mass = aangrijpingspunt
Weight = zwaartekracht)

Slide 13 - Diapositive

Je hebt drie blikjes cola; het 1e blikje zit nog vol, het 2e blikje heb je half leeg gedronken en de laatste is helemaal leeg.

Leg uit welk van de blikjes het meest stabiel is.

Slide 14 - Question ouverte

"krachten in brugconstructies"

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Fundering
Als je een blokje een stukje ingraaft, zal deze steviger blijven staan. Hoe dieper je hem ingraaft, hoe steviger dit is. Bij gebouwen gebeurd dit vaak; de fundering.

Slide 21 - Diapositive

DRUKKRACHT
TREKKRACHT

Slide 22 - Diapositive

Trekkrachten: 
touw, kettingen,kabels

Drukkract en trekkracht: 
palen, stangen, staven

Maximale belasting: 
maximale kracht waar een constructie tegen bestand is

Slide 23 - Diapositive

Kan een fiets een constructie zijn van kabels in plaats van stangen?

A
Nee, want een fiets is nooit een constructie
B
Nee, want met kabels zou de fiets doorzakken
C
Ja, want kabels kunnen trekkracht opvangen
D
Ja, want kabels kunnen drukkracht opvangen

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Vidéo

Hoe zou het komen dat de brug kapot ging?

Slide 26 - Question ouverte

Bouwwerken en krachten
Een brug, maar ook andere bouwwerken, moeten sterk en stevig zijn. Anders kan het instorten. Ze hebben met verschillende krachten te maken. 


Slide 27 - Diapositive

Sterk en stevig
Door na te denken over de vormen en het materiaal die je gebruikt in een constructie, kun je een bouwwerk sterk en stevig maken. 

Een driehoek is bijv. sterker dan een vierkant of rechthoek.

Slide 28 - Diapositive

VORMVAST?
een dak of een brug mag niet instorten. Je fiets mag niet breken of verbuigen.

Een constructie moet vormvast zijn, dat betekent dat de deze niet van vorm verandert als je er krachten op uitoefent.

Vierhoeken zijn niet vormvast, maar als je er een diagonaal in plaatst, verdeel je de vierhoek in twee driehoeken.
Driehoeken zijn stevig en vormvast.

Slide 29 - Diapositive

  • Een constructie met driehoeken maakt een constructie sterk. Dat heet een vormvaste constructie

  

Slide 30 - Diapositive

Profielen
Een manier om een constructie stevig te maken is door profielen te gebruiken. Profielen zijn stroken of balken met een bepaalde vorm die een constructie licht en sterk maken.

Je hebt ronde en vierkante profielen, maar ook hoek- (of L), U-, H- of T-profielen. 


Slide 31 - Diapositive

Lichte constructies
  • Massief stalen balken zijn zwaar en sterk. 

  • Profielen behouden sterkte maar deze zijn lichter omdat deze van minder materiaal worden gemaakt

  • Profielen worden benoemd naar vorm. 

Lichte constructies

Slide 32 - Diapositive

Sleep de juiste naam naar de profielen
H-profiel
Koker
U-profiel
T-profiel

Slide 33 - Question de remorquage

Voorbereiding 
  • Maak van één strook het U-profiel A. Maak van de tweede strook U-profiel B. De maten bij de tekeningen zijn in millimeters.      Ril met een schaar de vouwlijnen. 
  • Uitleg over rillen: https://www.youtube.com/watch?v=i3yQAQiCqB8 (Rillen heet ook wel ritsen)

Slide 34 - Diapositive

Constructies
Naast gebruik te maken van profielen kun je een bouwwerk ook sterk maken door de soort constructie die je gebruikt. 

Bruggen hebben veel verschillende soorten constructies. 

Slide 35 - Diapositive

Wat is de functie van een brug?

Slide 36 - Question ouverte

De eerste brug
De eerste bruggen zijn ontstaan door de natuur. Dit waren omgevallen bomen of stenen die over/in het water lagen. 

Dit waren de eerste ligger-/plaatbruggen. 

Slide 37 - Diapositive

Ligger- of plaatbrug

Slide 38 - Diapositive

Waarom kan een ligger- of plaatbrug niet overal?

Slide 39 - Question ouverte

Slide 40 - Vidéo

Boogbrug

Slide 41 - Diapositive

Hangbrug

Slide 42 - Diapositive

Tuibrug

Slide 43 - Diapositive

Vakwerkbrug

Slide 44 - Diapositive

Wat voor soort brug is dit?
A
Boogbrug
B
Tuibrug
C
Hangbrug
D
Ligger-/plaatbrug

Slide 45 - Quiz

Wat voor soort brug is dit?
A
Boogbrug
B
Tuibrug
C
Hangbrug
D
Ligger-/plaatbrug

Slide 46 - Quiz

Wat voor soort brug is dit?
A
Boogbrug
B
Tuibrug
C
Hangbrug
D
Ligger-/plaatbrug

Slide 47 - Quiz

Leerdoel 1: Oorzaken noemen voor het omvallen van een constructie

Noem de oorzaken die je hebt geleerd.

Slide 48 - Question ouverte

Slide 49 - Vidéo

Slide 50 - Diapositive

Welke veiligheidsonderdeel zal de kracht die je tijdens een botsing op je lichaam ervaart
niet verminderen?
A
Gordel
B
Kreukelzone
C
Kooi constructie
D
Airbag

Slide 51 - Quiz

Waarom zit er GEEN kreukelzone op de plaats van de inzittenden?
A
omdat dat goedkoper is
B
omdat dat beter uitziet na een botsing
C
omdat daar ook al airbags zitten
D
omdat de plaats van de inzittenden juist NIET mag vervormen

Slide 52 - Quiz

Verbindingstechnieken
  • Lassen
  • Puntlassen
  • Klinken
  • Bout en moer
  • Schroeven
  • Lijmen
  • Timmeren 

Slide 53 - Diapositive