Taalverzorging H2 + H3 mavo 2

W E L K O M
Taalverzorging H2 + H3:
werkwoord/lidwoord/zelfstandig naamwoord/bijvoeglijk naamwoord/voorzetsel/samengestelde zinnen maken/hoofdletters en leestekens/werkwoordelijk gezegde/lijdend voorwerp/verwijswoorden/voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

W E L K O M
Taalverzorging H2 + H3:
werkwoord/lidwoord/zelfstandig naamwoord/bijvoeglijk naamwoord/voorzetsel/samengestelde zinnen maken/hoofdletters en leestekens/werkwoordelijk gezegde/lijdend voorwerp/verwijswoorden/voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Diapositive

Een werkwoord...
A
vertelt iets over het zelfstandig naamwoord
B
zegt wat iets of iemand doet
C
is een kort woord dat de plaats, tijd of oorzaak aangeeft
D
is een woord voor een mens, dier, plant of ding

Slide 2 - Quiz

De, het en een zijn...
A
voorzetsels
B
werkwoorden
C
lidwoorden
D
zelfstandige naamwoorden

Slide 3 - Quiz

Welke van de vier opties is een zelfstandig naamwoord?
A
fantastisch
B
wandelen
C
ijzeren
D
kroketten

Slide 4 - Quiz

Schrijf zoveel mogelijk zelfstandige naamwoorden op met de letter 'T'

Slide 5 - Carte mentale

Verzin een bijvoeglijk naamwoord bij je eigen naam. Bijvoorbeeld: Lieve Linda
Rare Remon

Slide 6 - Question ouverte

Benoem zoveel mogelijk voorzetsels

Slide 7 - Carte mentale

Zo maak je een samengestelde zin
1) Gebruik een voegwoord om van twee zinnen één te maken. 
2) Controleer of de woordvolgorde in de zin goed is.

Bijvoorbeeld: 
Amarens lakt haar nagels. Ze kijkt op haar telefoon. 
Amarens lakt haar nagels, terwijl ze op haar telefoon kijkt. 

Slide 8 - Diapositive

Maak een samengestelde zin van de onderstaande zinnen, voeg een voegwoord toe:
Het kampioenschap werd afgelast. Het bleef regenen.

Slide 9 - Question ouverte

Maak een samengestelde zin van de onderstaande twee zinnen, voeg een voegwoord toe:
Karel eet veel fruit. Piet eet veel patat.

Slide 10 - Question ouverte

zomer
bioscoop
april
menno
cambuur
dalmatiër
hema
adidas
Met hoofdletter
Zonder hoofdletter

Slide 11 - Question de remorquage

Het werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in de zin

Slide 12 - Diapositive

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de onderstaande zin?
'Mijn broer heeft vanochtend zijn tanden gepoetst.'

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de onderstaande zin?
'Hendrik laat zijn hond nu na negen uur uit.'

Slide 14 - Question ouverte

Het lijdend voorwerp

Stap 1) Vind het werkwoordelijk
               gezegde
Stap 2) Vind het onderwerp
Stap 3) Stel de vraag: 'Wat (wie)
               + wwg+ ow?'

Slide 15 - Diapositive

Wat is het lijdend voorwerp in de onderstaande zin?
'De loterij heeft veel geld opgebracht.'

Slide 16 - Question ouverte

Wat is het lijdend voorwerp in de onderstaande zin?

'Mijn moeder voert een skypegesprek met haar zus in Spanje.'

Slide 17 - Question ouverte

Naar het-woorden verwijs je met
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
dit
B
die
C
dat
D
deze

Slide 18 - Quiz

Het meisje .... daar loopt, was gisteren jarig.
A
dat
B
deze
C
die
D
dit

Slide 19 - Quiz

Ik koop een krentenbol, .... ziet er lekker uit.
A
dat
B
het
C
die
D
dit

Slide 20 - Quiz

Is het werkwoord het voltooid deelwoord? Gebruik dan 't sexy fokschaap! 

Slide 21 - Diapositive

Martha heeft gisteren met Hendrika gespeeld. Gespeeld is hier een....
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 22 - Quiz

Eindigt op een t 
Eindigt op een d 
Heb jij de kinderen wel opgehaal... ?
Bij de herkansing had Layla haar cijfer zelfs verdubbel....
Wat heb je gebof...
Wij hebben gisteren samen gedans....

Slide 23 - Question de remorquage

Het .... cadeau
A
verlootte
B
verlote
C
verlotte
D
verloote

Slide 24 - Quiz