Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
Doel van de les
Ik weet de betekenissen van deze nieuwe woorden.
Slide 1 - Diapositive
afscheid nemen: iets zeggen of doen als iemand weggaat.
Bijvoorbeeld: Dit kindje knuffelt haar papa omdat die voor zijn werk even weg gaat. Dit kindje neemt afscheid.
iets zeggen of doen
als iemand weggaat.
Slide 2 - Diapositive
de groeten doen: iemand een ander laten groeten.
Bijvoorbeeld: 'Je krijgt de groetjes van oma!' zegt mama. Oma heeft mama de groeten laten doen aan jou.
iets zeggen of doen
als iemand weggaat.
Slide 3 - Diapositive
er een oplossing voor vinden het antwoord op een vraag of probleem vinden.
iets zeggen of doen
als iemand weggaat.
Slide 4 - Diapositive
de gebeurtenis: iets dat gebeurt of is gebeurd.
Bijvoorbeeld: Dat Willy Wonka op bezoek ging bij mezzeveulespeule was een gebeurtenis.
iets zeggen of doen
als iemand weggaat.
Slide 5 - Diapositive
Gezamenlijk: samen
Bijvoorbeeld: Mama, papa en ik deden gezamenlijk de boodschappen. Wij deden samen de boodschappen.
iets zeggen of doen
als iemand weggaat.
Slide 6 - Diapositive
iemand goede raad geven : zeggen wat iemand het beste kan doen. Bijvoorbeeld: De jongen met het oranje shirt zegt tegen de jongen met het groene shirt dat hij de vogel het beste vast kan maken met een draadje.
iets zeggen of doen
als iemand weggaat.
Slide 7 - Diapositive
ontmoeting: iemand toevallig of gepland treffen.
Bijvoorbeeld: Ik kwam toevallig mijn nichtje tegen toen ik de hond uitlaatte. Ik had een ontmoeting met mijn nichtje.
iets zeggen of doen
als iemand weggaat.
Slide 8 - Diapositive
overhalen: iemand overtuigen iets te doen.
Bijvoorbeeld: Lieke haalde Bo over om mee naar het park te gaan. Bo twijfelde in het begin, maar Lieke zei dat het lekker weer was en dat ze de bal mee zou nemen. Spelen met de bal leek Bo leuk. Zo haalde Lieke Bo over om mee te gaan.
iets zeggen of doen
als iemand weggaat.
Slide 9 - Diapositive
samenwerking: met meerdere personen aan hetzelfde werken.
Tom en Rik maakten samen een spreekbeurt. Ze verdeelden de taken en werkten hard. Ook waren ze aardig tegen elkaar. Zij hadden een fijne samenwerking.
iets zeggen of doen
als iemand weggaat.
Slide 10 - Diapositive
situatie: hoe het op een bepaald moment is.
Bijvoorbeeld: De situatie op dit moment is dat jullie thuis schoolwerk maken omdat de school dicht is.
iets zeggen of doen
als iemand weggaat.
Slide 11 - Diapositive
Iemand welkom heten: iemand vriendelijk ontvangen. Bijvoorbeeld: Toen mijn oma op bezoek kwam, ging ik de voordeur open doen en zei ik 'hoi oma, wat fijn dat je er bent.' Ik heb mijn oma welkom geheten.
iets zeggen of doen
als iemand weggaat.
Slide 12 - Diapositive
zich voorstellen: een hand geven en zeggen wie je bent. Bijvoorbeeld: Kira gaat voor het eerst naar haar nieuwe baan. Ze geeft haar baas een hand en ze zegt. 'Hallo, Ik ben Kira'.
iets zeggen of doen
als iemand weggaat.
Slide 13 - Diapositive
Dit zijn alle woorden. Heb je nog vragen? Stel ze aan de juf of aan papa/mama.