Elektriciteit

Elektriciteit
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Elektriciteit

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Wat stroomt er door de koperdraden in een stroomkring
A
Elektronen
B
Water
C
Gas
D
Protonen

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Vidéo

Welk van de onderstaande Spanningsbronnen is een chemische spanningsbron
A
Dynamo
B
Accu
C
Zonnecellen
D
Generator

Slide 5 - Quiz

Op hoeveel manieren kan de stroom rondlopen in een serieschakeling?
A
4
B
3
C
2
D
1

Slide 6 - Quiz

Welke deeltjes bewegen bij elektrische stroom?
A
Elektronen
B
Cellen
C
Moleculen
D
Atomen

Slide 7 - Quiz

Welke deeltjes bewegen bij elektrische stroom?
A
Elektronen
B
Cellen
C
Moleculen
D
Atomen

Slide 8 - Quiz

Zet de volgende apparaten op volgorde:
van laag vermogen naar hoog vermogen.
A
1) Boormachine 2) Tv-toestel 3) Polshorloge 4) Wasdroger
B
1) Wasdroger 2) Polshorloge 3) Boormachine 4) Tv-toestel
C
1) Polshorloge 2) Boormachine 3) Tv-toestel 4) Wasdroger
D
1) Tv-toestel 2) Wasdroger 3) Boormachine 4) Polshorloge

Slide 9 - Quiz

Welke stof is geen isolator?
A
Rubber
B
Kunststof
C
Slaolie
D
Koolstof

Slide 10 - Quiz

Hoe noemen we alle stoffen die de stroom slecht geleiden?
A
Plastic
B
Geleiders
C
Isolatoren
D
Metalen

Slide 11 - Quiz

Welke eigenschap hoort niet bij een serieschakeling?
A
Een schakeling zonder vertakkingen
B
Met eenschakelaar kun je alle lampjes tegelijk aan en uit doen.
C
De stroomsterkte is altijd overal even groot.
D
Er zijn twee of meer stroomkringen.

Slide 12 - Quiz

Wat is een andere naam voor een voltmeter?
A
Thermometer
B
Spanningsmeter
C
Stroommeter
D
Ampèremeter

Slide 13 - Quiz

Wat is de eenheid voor spanning?
A
Volt
B
Centimeter
C
Gram
D
Ampere

Slide 14 - Quiz

Wat is de eenheid voor stroomsterkte?
A
Meter
B
Volt
C
Ampere
D
Kilo

Slide 15 - Quiz

de stroommeter plaats je altijd
A
in serie
B
bij de batterij
C
maakt niet uit
D
parallel

Slide 16 - Quiz

Hoe noemen we de energie die in een batterij zit?
A
Elektrische energie
B
Zonne energie
C
Bewegingsenergie
D
Chemische energie

Slide 17 - Quiz

Tom: bij een parallelschakeling kun je de lampjes apart aan en uit doen.
Toos: bij een serieschakeling kun je lampjes apart aan en uit doe
Wie heeft gelijk?
A
Geen van beide.
B
Alleen Tom
C
Alleen Toos
D
Tom en Toos hebben allebij gelijk

Slide 18 - Quiz

Waarin meet je het vermogen?
A
Ampère
B
Volt
C
Watt
D
Uren

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Vidéo

Hoe berekenen we het vermogen
A
spanning x stroomsterkte
B
stroomsterkte : spanning
C
spanning : stroomsterkte
D
spanning x weerstand

Slide 21 - Quiz

Van welke factoren hangt het vermogen van een elektrisch apparaat af?
A
Stroomsterkte en tijd
B
Vermogen en spanning
C
Spanning en tijd
D
Spanning en stroomsterkte

Slide 22 - Quiz

Welke formule gebruik je om het VERMOGEN te berekenen?
A
I = P : U
B
E = P x t
C
U = I x R
D
P = U x I

Slide 23 - Quiz

Bereken het vermogen van 2 lampen van 0.1 A die aangesloten zijn op het lichtnet. Vermogen = spanning x stroomsterkte
A
Verm = 12 V x 2A = 24W
B
Verm = 230 V x 1A = 230W
C
Verm = 12 V x 0.2A = 2.4W
D
Verm = 230 V x 0.2A = 46W

Slide 24 - Quiz

Energie = vermogen x tijd. Een wasmachine van 1000W staat 1uur en 30min aan. Bereken het energieverbruik in kWh.
A
Energie = 1000 : 1.5 = 666.7 kWh
B
Energie = 1000 x 1.5 = 1500 kWh
C
Energie = 1 x 1.5 = 1.5 kWh
D
Energie = 1 x 1.30 = 1.3 kWh

Slide 25 - Quiz