A De klok lezen + regel van 3 (Bart)

Deel 1:
Vraagstukken: de klok
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeSecundair onderwijs

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Deel 1:
Vraagstukken: de klok

Slide 1 - Diapositive

Hoe laat is het op de klok?
A
Twintig voor zeven.
B
Kwart na zeven
C
Half acht
D
middernacht

Slide 2 - Quiz

schuif de klokjes bij elkaar die hetzelfde uur hebben.
15:25
10u45
06:00
19u30
half acht
kwart voor elf
zes uur
vijven
twintig over drie

Slide 3 - Question de remorquage

Meneer Aaron vertrekt om kwart over 7 naar school. Hij moet 25 minuten fietsen.  Om hoe laat komt hij aan?
Hij komt aan om 

Slide 4 - Question de remorquage

Evelien is om 09:23 in het Centraal Station in Antwerpen. Over 22minuten vertrekt haar trein naar Brussel. De trein zal 25minuten rijden. Hoe laat komt de trein in Brussel aan?
A
09:45
B
10:00
C
10:10
D
10:15

Slide 5 - Quiz

9:23 + 0:22 =9:45
9:45 + 0:25 = 10:10
Evelien komt om 10 na 10 aan in Brussel.

Slide 6 - Diapositive

Mevr. Imke vertrekt om 6u45 met de auto naar school. Zij moet 55 minuten rijden tot aan de parking. Daarna moet zij nog 5 minuten wandelen tot aan school.
Hoelaat komt Mevr. Imke aan op de parking?
Hoelaat komt Mevr. Imke aan op school?

Slide 7 - Question de remorquage

aankomst parking:6u45 + 55min = 7u40
wandelen tot aan de school: 7u40 + 5min = 7u45

Slide 8 - Diapositive

Olivier gaat naar de cinema. Hij moet er om 10 over 10 zijn. Normaal zou hij 20 minuten rijden, maar er is een ongeval gebeurd, hierdoor moet hij 12 minuten extra rijden. Daarna moet hij ook nog 5 minuten wandelen. Hoe laat moet Olivier vertrekken?
A
9u21
B
9u33
C
9u27
D
9u42

Slide 9 - Quiz

10u10 - 32min. = 9u38
9u38 - 5min.= 9u33
Olivier moet om 9u33 vertrekken.

Slide 10 - Diapositive

Deel 2: Verhoudingstabellen

Slide 11 - Diapositive

Meneer Bart kijkt 1,5 uur televisie per dag. Hoeveel uur televisie kijkt hij op per week?
A
14 uur
B
10,5 uur
C
7 uur
D
7,5 uur

Slide 12 - Quiz

Meneer Bart kijkt 10,5 uur televisie per dag.

Slide 13 - Diapositive


Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Diapositive

Olha eet in de maand februari 84 boterhammen. Hoeveel boterhammen eet zij per dag?

Slide 16 - Question ouverte


Olha eet elke dag 3 boterhammen.

Slide 17 - Diapositive


Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Diapositive


Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Diapositive


Slide 22 - Question ouverte

Slide 23 - Diapositive

Meneer Bart gaat met de auto op vakantie naar Salzburg. Hij rijdt 10 uur. Wat is zijn gemiddelde snelheid?
Tip --> google maps
A
50 km/u
B
70 km/u
C
90 km/u
D
110 km/u

Slide 24 - Quiz

Aantal uur
10 uur
1 uur
Aantal km
876 km
87,6 km = 

Slide 25 - Diapositive


Slide 26 - Question ouverte

Slide 27 - Diapositive

Deel 3: De regel van drie 

Slide 28 - Diapositive


Slide 29 - Question ouverte

Slide 30 - Diapositive


Slide 31 - Question ouverte

Slide 32 - Diapositive

De snelste route om van Antwerpen naar Luik te gaan is 150km lang. Als we deze weg tegen 90km/uur afleggen, hoelang zijn we dan onderweg?
A
1 uur 30 minuten
B
1uur 40 minuten
C
1 uur 50 minuten
D
2 uur

Slide 33 - Quiz

We zijn dan (100minuten ofwel) 1 uur en 40minuten  onderweg. 

Slide 34 - Diapositive


Slide 35 - Question ouverte

Slide 36 - Diapositive


Slide 37 - Question ouverte

Slide 38 - Diapositive


Slide 39 - Question ouverte

x 45

Slide 40 - Diapositive

Op vrijdagmorgen neemt meneer Bart de tram. Hij neemt rond 9:00 de tram aan de halte "Hoboken zwaantjes" en rijdt naar "Merksem Rerum Novarum." Wat is de gemiddelde snelheid van de tram, als je weet dat de afstand 14 km is.
Tip: gebruik de routeplanner van de lijn --> www.delijn.be
A
17 km/u
B
22 km/u
C
27 km/u
D
32 km/u

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Diapositive

Deel 4: De regel van drie: omgekeerde evenredig.

Slide 43 - Diapositive


Slide 44 - Question ouverte

Slide 45 - Diapositive


Tekst

Slide 46 - Question ouverte

Slide 47 - Diapositive

Sofie rijdt met de auto naar Parijs. Ze rijdt tegen 80 km/u en moet 4 uur rijden. Thomas gaat met de fiets en rijdt tegen 16 km/u. Hoeveel uur moet Thomas fietsen.

Slide 48 - Question ouverte

Ik rijd van Antwerpen naar Madrid. Na 3 uur rijden heb ik 270 km gereden. Na hoeveel uur kom ik in Madrid aan.
A
14 uur
B
18 uur
C
22 uur
D
26 uur

Slide 49 - Quiz

Slide 50 - Diapositive

Slide 51 - Diapositive

Slide 52 - Diapositive