Unit 4 Lesson 2

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

English

T2

Planning

1. Stand van zaken Unit 3 PW

2. Lessonaims Check

3. Possessive 's (recap)

4. Homework Check

5. Grammar Must vs. Mustn't

6. Practise / toets bespreken

Lessonaims Check

Ik kan in het Engels aangeven dat iets van iemand is.

1. 0-25%
2. 25-50%
3. 50-75%
4. 75-100%

Ik begrijp wanneer ik must en mustn't kan gebruiken in de zin

1. 0-25%
2. 25-50%
3. 50-75%
4. 75-100%

Possessive 's

Als je wilt zeggen dat iets van een persoon of dier is, gebruik je

1. 's
2. '
3. s
4. of

Een voorbeeld van een zin met 's:

Als je wilt zeggen dat iets van een object of land is, gebruik je

1. 's
2. '
3. s
4. of

Een voorbeeld van een zin met 'of'

Bezit '/'s / of

1. Of = Van
gebruikt om bezit aan te geven bij dingen, plaatsen en landen.

2. ‘S = Van
gebruikt om bezit aan te geven bij mensen & dieren

Let op!

Als een woord in meervoud eindigt op een s zet je er alleen een hoge komma achter. 

Bijvoorbeeld:
Boys'

 Boys's 

Welke zin is juist?

1. This is de car of my father
2. This is my fathers' car.
3. This is my father's car.
4. This is my fathers his car

Wat is de goede vorm van het bezit?

1. Hats of the ladies
2. Hats off the ladies
3. ladies hats
4. ladies' hats

Schrijf het bezit.
My ... (aunt) car is very fast.

Schrijf het bezit.
My ... (parents) car is brand new.

Must vs. mustn't

Make a sentence with 'must'

Make a sentence with mustn't

Aan de slag!

Samen vs. alleen

Huiswerk: 

Unit 4, lesson 2, opdr. 10 t/m 14, + 16

Liever samen lezen?

Klassikaal: opdr. 10 & 11