Werkwoordspelling 1

Instructie werkwoordspelling
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1-4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Instructie werkwoordspelling

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel van vandaag:

  • Je leert werkwoorden te vervoegen in de tegenwoordige tijd.

Slide 2 - Diapositive

Hoe vind je de persoonsvorm?

2 manieren. Manier 1:  Maak de zin vragend. 
De persoonsvorm komt vooraan te staan. ​

Ik woon in de mooiste stad van Nederland.​
Woon ik in de mooiste stad van Nederland?






Slide 3 - Diapositive

Hoe vind je de persoonsvorm?
Manier 2:  Zet de zin in een andere tijd.
Het woord dat in de zin van tijd verandert is de persoonsvorm.​


Ik loop naar school​
Ik liep naar school

Slide 4 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm?
Zij neemt de chips mee
A
neemt
B
chips

Slide 5 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Vandaag melk ik de koeien
A
vandaag
B
melk
C
ik
D
koeien

Slide 6 - Quiz

...... jij ook wel eens moe van het eeuwige gezeur van die docenten?
A
Word
B
Wordt
C
Worden

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Vervoeg volgens schema
dansen: ik dans
                  jij danst
                  hij danst
                  wij dansen


Slide 9 - Diapositive

- werken
- houden
- blijven

Slide 10 - Diapositive

Hij .... (houden) van zijn kippen

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Vidéo

Hij zegt dat hij van haar ....... .
A
houd
B
houdt
C
houden

Slide 13 - Quiz

je en jij 
Hoe je de jij- vorm in de tegenwoordige tijd schrijft, hangt af van de plek van het werkwoord in de zin:​

> werkwoord achter ‘jij’ of ‘je’:  ik-vorm + t​
Jij loopt altijd door   |      Jij wordt later boer   (want ook jij smurft)

> werkwoord voor ‘jij’ of ‘je’ (jij/je onderwerp):       ik-vorm 
Loop jij altijd door?  |      Word jij later boer?    (want ook smurf jij)

Slide 14 - Diapositive

..... (scoren) je wel eens een doelpunt?
A
scoor
B
scoort

Slide 15 - Quiz

....(scoren) je broer wel eens een doelpunt?
A
scoor
B
scoort

Slide 16 - Quiz

je ..... (bieden) haar geen kans
A
bied
B
biedt

Slide 17 - Quiz

Het is koud dus ..... (kleden) je warm aan
A
kleed
B
kleedt

Slide 18 - Quiz

jij/je geen onderwerp
Soms staat ‘je’ achter de pv, maar is het ondw niet ‘je’. ​

‘Je’ wordt in dat geval gebruikt om een bezit aan te geven. Je schrijft dan de ik-vorm + t. 
> Houd jij van geitenmelk?             (want ook smurf jij)
> Houdt je zus van geitenmelk?   (want ook je zus smurft)
Tip: Vervang de pv door lopen of smurfen

Slide 19 - Diapositive

....(houden) jij meer van varkens of koeien?
A
houd
B
houdt

Slide 20 - Quiz

(...onthouden) jouw baas alles wat je verkeerd doet?
A
onthoud
B
onthoudt

Slide 21 - Quiz

Nog een keer!
  • Je krijgt de opdracht van het begin van de les nog een keer maar nu heb je uitleg gehad en zou je het dus beter moeten kunnen maken. Succes!

Slide 22 - Diapositive

Vervoeg volgens schema
dansen: ik dans
                  jij danst
                  hij danst
                  wij dansen


Slide 23 - Diapositive

Wat heb ik geleerd?
  • Ik weet hoe ik werkwoorden moet vervoegen in de tegenwoordige tijd.

Slide 24 - Diapositive