Herhaling 3.3 en 3.4

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Wat betekent de wet van behoud van massa?

Als je koperoxide (CuO) verhit met koolstof, ontstaat er koolstofmono-oxide en koper. Uit 20 gr koperoxide en 3 gram koolstof ontstaan 16 gram koper en 7 gram koolstofmono-oxide. Bij een proef heb je 10 gram koperoxide en 3 gram koolstof. Welke beginstof blijft over en hoeveel?

Leg uit wat overmaat betekent

Wat is de algemene naam van de type ontleding waarbij elektriciteit wordt gebruikt?

Noem drie eigenschappen van aluminium

Eigenschappen Al

• Aluminium is sterk
• Kleine dichtheid ("licht")
  
• Reflecteert warmte goed
• Reageert met zuurstof waardoor er een dof laagje ontstaat. De rest van het aluminium eronder reageert dan niet meer.
  

Bauxiet

• Al komt niet in de aardkorst voor als pure Al.
  
• Bauxiet is een gesteente waarin veel Al₂O₃ in voorkomt.
  
• Bauxiet wordt gemalen en gewassen met natronloog.
  
• Natrium uit natronloog reageert met de aluminiumoxide er ontstaat natriumaluminaat.
  
• Natriumaluminaat wordt gescheiden van de rest van het bauxiet.
  
• Natriumaluminaat wordt gerkistalliseerd waardoor er weer natronloog wordt verkregen.
• Het aluminhydroxide wat er uitkomt wordt verhit, er ontstaat aluminiumoxide en water.
  

Elektrolyse van aluminiumoxide

Aantekening

Blokschema: geeft een lang proces kort weer.

Op de pijlen staan stoffen

In de blokken handelingen

Geef de reactievergelijking van de ontleding van Al2O3. Schrijf deze ook over op papier

Bereken de massa verhouding waarin aluminium en zuurstof ontstaan

Bereken hoeveel gram zuurstof er ontstaat als je 25 gram Al2O3 ontleed

Bereken de molecuulmassa van ammoniak in u. Gebruik de niet afgeronde getallen.

Bereken hoeveel gram CO2 er ontstaat als 45 gram methaan volledig verbrandt.

Een reactie waarbij energie vrij komt is een:

1. Endotherme reactie
2. Exotherme reactie

Dit is een diagram van:

1. Endotherme reactie
2. Exotherme reactie

Zoutzuur reageert met magnesium. Er worden 2 proeven gedaan. Proef 1 wordt gebruik gemaakt van 12% zoutzuur. Bij proef 2 wordt er gebruik gemaakt van 15% zoutzuur. Leg uit aan de hand van het botsende-deeltjes-model welke reactie sneller verloopt.

Noem naast concentratie nog 2 factoren die de reactiesnelheid beïnvloeden.