AMS TL3 A Kap. 4 W11 S2 NK
1 / 20
La durée de la leçon est: 50 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 2 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 3 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 4 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 5 - Diapositive
Welke vormen van het Nederlandse woord ken je. zu nach in
in +4 => naar binnen gaan + landen met lidwoord
nach => aardrijkskundige namen en bij vaste combinaties (Hause / links / rechts / oben / unten
zu + 3 => personen + dingen
Slide 6 - Diapositive
Welke vormen van het Nederlandse woord ken je. zu nach in
in +4 => naar binnen gaan + landen met lidwoord
nach => aardrijkskundige namen en bij vaste combinaties (Hause / links / rechts / oben / unten
zu + 3 => personen + dingen
Hoe vind je een onderwerp in de zin?
vb. De bakker heeft de broodjes gebakken.
vb. De bakker heeft de broodjes gebakken.
Slide 7 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Hoe vind je het lijdendvoorwerp in de zin?
vb. De bakker heeft de broodjes gebakken.
vb. De bakker heeft de broodjes gebakken.
Slide 8 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat is het antwoord?
De bakker heeft de broodjes gebakken.
De bakker is:
De bakker heeft de broodjes gebakken.
De bakker is:
A
onderwerp =1
B
lijdend voorwerp=4
C
meewerkend voorwerp =3
D
geen van alle
Slide 9 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Zoveel mogelijk vervangen door persoonlijk vnw.
De bakker heeft de broodjes gebakken.
De bakker wordt dan:
De bakker heeft de broodjes gebakken.
De bakker wordt dan:
A
geen van alle antwoorden
B
hij = er
C
hij = ihm
D
hij = ihn
Slide 10 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat is het antwoord?
De bakker heeft de broodjes gebakken.
de broodjes is:
De bakker heeft de broodjes gebakken.
de broodjes is:
A
onderwerp =1
B
lijdend voorwerp=4
C
meewerkend voorwerp =3
D
geen van alle
Slide 11 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Zoveel mogelijk vervangen door persoonlijk vnw.
De bakker heeft de broodjes gebakken.
de broodjes wordt dan:
De bakker heeft de broodjes gebakken.
de broodjes wordt dan:
A
geen van alle antwoorden
B
zij = sie bovenste
C
zij = sie onderaan
D
zij = Sie
Slide 12 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 13 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 14 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 15 - Diapositive
Welke vormen van het Nederlandse woord ken je. zu nach in
in +4 => naar binnen gaan + landen met lidwoord
nach => aardrijkskundige namen en bij vaste combinaties (Hause / links / rechts / oben / unten
zu + 3 => personen + dingen
Wat heb ik in deze les geleerd?
Slide 16 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat heb ik in deze les gedaan?
Slide 17 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Ben ik tevreden met wat ik geleerd heb?
Slide 18 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat vond ik van de uitleg van de grammatica?
Slide 19 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 20 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
