Herhaling 15,16 en 17 - 12 december

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Toetsstof oefenen

- na de lesson up bepaal je zelf hoeveel aandacht er nog uit moet gaan naar de lessen 15,16 en 17.

Slide 2 - Diapositive

Weet je de vijf leesstrategieën nog?

Slide 3 - Question ouverte

Intensief lezen




Zoekend lezen




Lerend lezen
Globaal lezen

Intensief lezen
Zoekend lezen
Lerend lezen
Je wil weten wat de betekenis is van 'dictatuur'.
Je leest de flaptekst van een boek.
Voor biologie moet je leren hoe de fotosynthese werkt.
Je leest een boek van harry Potter helemaal uit. 
Je leest een Donald Duck strip.

Slide 4 - Question de remorquage

Je zoekt een nieuwe telefoon. Je kijkt in het reclameblaadje van de Mediamarkt.

Welke leesstrategie gebruik je?
A
zoekend lezen
B
globaal lezen
C
Intensief lezen
D
lerend lezen

Slide 5 - Quiz

Welke leesstrategie gebruik je?
Je probeert een programma te vinden in een tv-gids.
A
globaal
B
intensief
C
zoekend
D
lerend

Slide 6 - Quiz

Welke leesstrategie gebruik je?
Je gebruikt een handleiding om een kast van Ikea in elkaar te zetten.
A
globaal
B
intensief
C
zoekend
D
lerend

Slide 7 - Quiz

Welke leesstrategie gebruik je?
Je leest een tekst waar je vragen over moet beantwoorden.
A
globaal
B
lerend
C
zoekend
D
kritisch

Slide 8 - Quiz

Welke leesstrategie gebruik je?
Je wil van de artikelen uit een tijdschrift alleen het artikel lezen dat je het meest interessant lijkt.
A
globaal
B
kritisch
C
zoekend
D
lerend

Slide 9 - Quiz

Welke leesstrategie gebruik je?
Je gebruikt een hoofdstuk uit een geschiedenisboek om je voor te bereiden op een proefwerk.
A
globaal
B
intensief
C
zoekend
D
lerend

Slide 10 - Quiz

Vijf woordraadstrategieën
  1. Lees terug of vooruit
  2. Let op synoniemen
  3. Let op tegenstellingen
  4. Let op samenstellingen
  5. Let op overeenkomsten

Context gebruiken = rest van de tekst, afbeeldingen, schrijver, waar de informatie is gevonden.

Slide 11 - Diapositive

Normaal houd ik niet van snelle auto’s, maar deze bolide is prachtig!
Wat is een bolide en hoe raad je dat?
A
Een hele snelle brommer. Dat weet ik via de context.
B
Auto, een brommer is namelijk niet snel
C
Auto, het synoniem staat er namelijk
D
Een auto, dat maak ik op uit de context

Slide 12 - Quiz

Mijn tante onderzoekt waar mensen aan sterven. Ze is patholoog-anatoom.

Slide 13 - Question ouverte

Wat betekent bureaucratisering?
A
Toename van (vaak onnodige) regelgeving
B
receptionistes van een groot kantoor
C
bedrijven waar grote bedrijven zijn gevestigd
D
goed advies

Slide 14 - Quiz

Wat betekent optimistisch?
A
overdreven
B
uitgaande van het positieve
C
overwerkt
D
chagrijnig

Slide 15 - Quiz

Wat betekent pessimistisch?
A
te enthousiast
B
nieuwsgierig
C
neiging om te denken dat alles slecht afloopt
D
slecht tegen verandering kunnen

Slide 16 - Quiz

Tegenover haar zit een Surinamer van in de vijftig. Jas met camouflagepatroon, zwarte pet. Een half jaar geleden vloog hij van Suriname naar Nederland om bij zijn vader te zijn, “zolang hij er nog is”. Die ligt ernstig ziek in een verzorgingshuis. De zoon kon door corona zijn vader slechts een paar keer bezoeken. Sinds kort mag hij er weer heen. Alleen: zijn visum is verlopen. Daarom wil hij een verblijfsvergunning aanvragen.

Slide 17 - Diapositive

Wat betekent slechts?

Slide 18 - Question ouverte

Het is lastig communiceren met de man. Hij is afwachtend, geeft summiere of vage antwoorden. Naast hem zit een maatschappelijk werker die hem begeleidt. Ze springt vaak bij, maar weet ook niet alles. De vader, zoveel wordt duidelijk, vertrok naar Nederland toen de Surinaamse man nog maar zeven was. Sindsdien heeft hij hem nooit meer gezien – tot een half jaar geleden.

Slide 19 - Diapositive

Wat betekent summiere?

Slide 20 - Question ouverte

Figuurlijk taalgebruik
Figuurlijk taalgebruik - metaforen

Slide 21 - Diapositive

De appel valt niet ver van de boom

Slide 22 - Question ouverte

Blind vertrouwen op iemand

Slide 23 - Question ouverte

Brood op de plank hebben

Slide 24 - Question ouverte

Een kat in de zak kopen

Slide 25 - Question ouverte