Formuleren VWO-6

Verwijsfouten
Verwijswoorden

dat/wat
het/zij
zij/ hem
die/dat
deze/die
hen/hun
waaraan / aan wie
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Verwijsfouten
Verwijswoorden

dat/wat
het/zij
zij/ hem
die/dat
deze/die
hen/hun
waaraan / aan wie

Slide 1 - Diapositive

Het huis ... daar staat, wordt al jaren gekraakt.
De hond .... daar loopt, is heel lief.
De man ... ik verliefd ben, loopt al een paar weken op krukken.
Het huis ... ik geboden heb, is helaas toch naar een andere bieder gegaan.
De familie heeft veel van ... bezittingen verkocht.
Alles ... ik beweerde over het mooiste wat ik heb meegemaakt is waar.
dat
wat
het
zij
hem
die
deze
waarop
op wie
zijn
haar
hun

Slide 2 - Question de remorquage


Ik ben blij met een vriendin
waaraan ik alles kan vertellen.
A
goed
B
fout

Slide 3 - Quiz


Dat is het spannendste wat
ik ooit heb gedaan.
A
goed
B
fout

Slide 4 - Quiz

Wat schrijf je op de puntjes?
Heeft de leraar ... niet uitgelegd hoe .... de toets het beste kunnen leren?
A
hen,hun
B
hun,hun
C
hun,zij
D
hen,zij

Slide 5 - Quiz

Incongruentie
  • Getal van persoonsvorm en onderwerp komt niet overeen
  • Het onderwerp staat bijvoorbeeld in het enkelvoud en de
      persoonsvorm in het meervoud.
  • Komt vaak voor bij woorden die voor je gevoel meervoud
      zijn: aantal, jeugd, kudde, politie
  • Of andersom: media, drugs

Slide 6 - Diapositive

Welke fout, waar zit de fout en verbeter de zin:

De docent had goed nagekeken en volkomen gelijk dat het
antwoord fout was.

Slide 7 - Question ouverte


Welke fout, waar zit de fout en verbeter de zin:
Ingesneeuwd in de berghut, redde een helikopter de bergwandelaars.

Slide 8 - Question ouverte

Foutieve beknopte bijzin
        In een beknopte bijzin, is onderwerp en persoonsvorm
        weggelaten.

Dit is goed wanneer dit weggelaten onderwerp gelijk is aan het onderwerp in de hoofdzin. 

Drie soorten:
- met een voltooid deelwoord: Bij het theater aangekomen...
- met een onvoltooid deelwoord: Fietsend op de Veluwe...
- met te + hele werkwoord: Na drie overlegd te hebben...

Slide 9 - Diapositive

Luid zingend werden de
cadeautjes bezorgd.
A
Incongruentie
B
Foutieve beknopte bijzin
C
foutieve samentrekking

Slide 10 - Quiz

Slechts een kleine minderheid van
de studenten waren tevreden
over de onlinelessen.
A
Incongruentie
B
Foutieve beknopte bijzin
C
foutieve samentrekking

Slide 11 - Quiz


Na getankt te hebben, reed de bus weer verder.
A
Incongruentie
B
Foutieve beknopte bijzin
C
foutieve samentrekking

Slide 12 - Quiz

Zinsopbouw
       Ook in de zinsopbouw worden fouten gemaakt. 

Vaak gemaakte fouten:
  • tangconstructie
  • losstaand zinsgedeelte
  • foutieve inversie
  • verkeerde woordplaats

Slide 13 - Diapositive

Tangcontstructie
        De afstand tussen woorden die bij elkaar horen wordt erg           groot, bijvoorbeeld tussen een lidwoord en een zelfstandig naamwoord, een hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord, tussen delen van scheidbaar samengesteld werkwoord.

Voorbeeld
De veertien uit het buitenland afkomstige gevangen...
beter: De veertien gevangen, die uit het buitenland kwamen...
 

Slide 14 - Diapositive

Het blijft een vraag hoelang we nog in
lockdown zitten. Omdat we niet weten
wanneer de besmettingen dalen.
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quiz

Losstaand zinsgedeelte

  • Als een zin lang wordt, ben je geneigd maar een
     punt te zetten.
     
  • Dat kan niet altijd: elke zin heeft een hoofdzin
      nodig: een zin waarin onderwerp en
      persoonsvorm naast elkaar staan.

Slide 16 - Diapositive


Hij vindt dat hij zijn tijd goed besteedt.
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quiz


Gisteren liep ik over straat naar mijn werk en fiets ik vandaag daar naar toe.
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quiz

Foutieve inversie
  • Inversie betekent omdraaiing. In het tweede
     gedeelte van de zin zijn onderwerp en
      persoonsvorm verwisseld

De oplossing is simpel:

  • zet het onderwerp weer voor de persoonsvorm
     of plaats een zinsdeel voor de persoonsvorm
Mijn huiswerk heb ik al gemaakt en ga ik nu voetballen: ik ga nu of nu ga ik.

Slide 19 - Diapositive

Foutieve samentrekking
       Samentrekken, woorden die in het vervolg van de zin               herhaald worden, mag maar moet aan drie voorwaarden voldoen: (1) betekenis, (2) vorm/getal en (3) grammaticale functie moeten gelijk zijn.

Foute voorbeelden:
1.  De herderinnetjes hielden een kudde en van ieder schaap.
2. Er wordt een squashcentrum aangelegd en zeven
    tennisbanen
3. De Tweede kamer heeft de wet aangenomen en geldt nu.

Slide 20 - Diapositive


Mijn dochter is verkouden, ze
snottert nogal veel.
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quiz


Hoe houdt je zo’n prachtige ruimte schoon?
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quiz


De buurman veranderdt zijn moestuin in een tuin met mooie bloemen.
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quiz


Ik kijk uit het raam en zie dat
er niets is gebeurt.
A
goed
B
fout

Slide 24 - Quiz


Hij wilt veel te graag een voldoende halen voor Nederlands, dus hij oefent iedere dag uren.
A
goed
B
fout

Slide 25 - Quiz

Het resultaat van de enquêtes over online lessen zullen worden gepubliceerd in de nieuwsbrief.
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quiz