2HV - AKL - Les 15

AKL - 2 de febrero
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

AKL - 2 de febrero

Slide 1 - Diapositive

Programa
  • Persoonlijk voornaamwoord
  • Herhaling regelmatige werkwoorden
  • Herhaling werkwoord SER
  • Oefenen voor de volgende toets 

Slide 2 - Diapositive

VB: ¿Qué estudia Roberto?  > Él
  1. Victoria y Elena son dos amigas  >
  2. Estos chicos son muy simpáticos >
  3.  ¿A qué hora comen los españoles? >
  4. ¿Cuales idiomas habláis? >
  5. Estas chicas viven en Uithoorn >
  6. Pablo canta una canción preciosa >
  7. ¿Cómo te llamas?
  8. Trabajo mucho en la clase >
  9. Bebemos zumo de naranja y café
Welke persoonsvorm hoort in deze zin?
(kijk naar de namen of werkwoord-uitgangen)

Slide 3 - Diapositive

VB: ¿Qué estudia Roberto?  > Él
  1. Victoria y Elena son dos amigas  > ellas
  2. Estos chicos son muy simpáticos > ellos
  3.  ¿A qué hora comen los españoles? > ellos
  4. ¿Cuales idiomas habláis? > vosotros/ vosotras
  5. Estas chicas viven en Uithoorn > ellas
  6. Pablo canta una canción preciosa > él
  7. ¿Cómo te llamas? > tú
  8. Trabajo mucho en la clase > yo
  9. Bebemos zumo de naranja y café > nosotros
Welke persoonsvorm hoort in deze zin?
(kijk naar de namen of werkwoord-uitgangen)

Slide 4 - Diapositive

Wat weet je nog
van een regelmatigwerkwoord?

Slide 5 - Carte mentale

beber
A
drinken
B
leven
C
zeggen
D
schrijven

Slide 6 - Quiz

hablar
A
dansen
B
praten
C
zingen
D
eten

Slide 7 - Quiz

comer
A
eten
B
drinken
C
tekenen
D
dansen

Slide 8 - Quiz

escribir
A
leven
B
schrijven
C
praten
D
wonen

Slide 9 - Quiz

buscar
A
gaan
B
luisteren
C
praten
D
zoeken

Slide 10 - Quiz

hacer
A
lezen
B
doen , maken
C
wonen
D
eten

Slide 11 - Quiz

escuchar
A
praten
B
luisteren
C
zoeken
D
dansen

Slide 12 - Quiz

Regelmatige werkwoorden vervoegen
Stap 1: Maak de stam van het hele werkwoord 
(Werkwoord - AR/ ER/ IR)
Stap 2: Kijk in de zin over welke persoon je iets wilt zeggen
Stap 3: Zet de juiste uitgang achter de stam 
(-AR/-ER/-IR werkwoord)

LET OP! Accenten bij ÁIS/ ÉIS/ ÍS

Slide 13 - Diapositive

pagina 22 (EB)

Slide 14 - Diapositive

Vervoeg:
Mi madre (comprar) ... un libro.

Slide 15 - Question ouverte

Vervoeg:
Tú (escribir) ... bonito.

Slide 16 - Question ouverte

Vervoeg:
Juan y tú (leer) ... en casa.

Slide 17 - Question ouverte

Wat betekent in het Nederlands: 'espero'

Slide 18 - Question ouverte

Wat betekent in het Nederlands: 'vivimos'

Slide 19 - Question ouverte

Wat betekent in het Nederlands: 'escribís'

Slide 20 - Question ouverte

Wil je nog meer oefenen -AR-ER -IR werkwoorden?

  1. Verbos -ar oefenen: klik hier
  2. Verbos -er oefenen: klik hier
  3. Verbos -ir oefenen: klik hier


timer
15:00

Slide 21 - Diapositive

Wat weet je nog van het
werkwoord SER?

Slide 22 - Carte mentale

Zet de juiste vorm van SER in de zin.
1. Mi madre ____ alta, yo _____ bajo
2. Alberto y María _____ argentinos
3. ¿Tú _________ española, Teresa? No ____ mexicana
4. ¿Vosotros _____ hermanos?
5. Sanne y yo ______holandeses pero Natalia y Jorge ________italianas

Slide 23 - Question ouverte

Oefenen voor de volgende toets
Week 7 t/m 11 februari
2.1 --> Klik hier
2.2 --> Klik hier
2.3 --> Klik hier

Slide 24 - Diapositive