Les verbes -er - En Action

Grammaire: les verbes -ER
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
FransBasisschoolGroep 7,8

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Grammaire: les verbes -ER

Slide 1 - Diapositive

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Nous commençons par une chanson.
  • Nous apprenons à conjuguer les verbes.
  • Nous jouons au jeu de balle.
  • Vous jouez à un jeu.
  • Nous terminons la leçon en répondant à des questions dans LessonUp.

Slide 2 - Diapositive

LESDOELEN
Na deze les...
  1. kan ik de stam in Franse werkwoorden zoeken.
  2. kan ik regelmatige werkwoorden op -er in het Frans mondeling vervoegen.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Hoe vervoegen we de werkwoorden op -er? Wat heb je onthouden?

Slide 5 - Question ouverte

Regelmatige ww op -er
De meeste werkwoorden in het Frans eindigen op -ER
Bijvoorbeeld:
  • chanter
  • danser
  • chercher
  • habiter
  • aimer
  • porter
Bijna al deze werkwoorden worden op dezelfde manier vervoegd. Dit noemen we de regelmatige werkwoorden. 

Slide 6 - Diapositive

De stam
De stam maak je door -ER van het hele werkwoord  af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter.
Bijvoorbeeld:

chanter --> chant-
habiter --> habit.            LET OP:  Ik woon -> j'habite
porter --> port

Slide 7 - Diapositive

Wat is de stam van het werkwoord 'porter'?

Slide 8 - Question ouverte

De uitgangen

Slide 9 - Diapositive

Pratique oral 
We oefenen de uitgangen klassikaal. De leerkracht gooit een bal naar een leerling en vraagt de vervoeging van een werkwoord (les verbes -er).

Slide 10 - Diapositive

Kies de juiste zin.
A
Nous porte un pyjama.
B
Nous portons un pyjama
C
Nous portes un pyjama
D
Nous portes un pyjama

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste zin.
A
Georges et Yves joue un jeu.
B
Georges et Yves joues un jeu.
C
Georges et Yves jouez un jeu.
D
Georges et Yves jouent un jeu.

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste zin.
A
Tu téléphone souvent à tes parents?
B
Tu téléphones souvent à tes parents?
C
Tu téléphonez souvent à tes parents?
D
Tu téléphonent souvent à tes parents?

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste zin.
A
J'aime la musique.
B
Je aime la musique.
C
J'aimes la musique.
D
J'aiment la musique.

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste zin.
A
On parle japonais au Japon.
B
On parles japonais au Japon.
C
On parlons japonais au Japon.
D
On parlent japonais au Japon.

Slide 15 - Quiz

Hoe vervoeg je het werkwoord 'chercher': vous .....?

Slide 16 - Question ouverte

Hoe vervoeg je het werkwoord 'aimer': Roos et Floor ...... ?

Slide 17 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord 'chercher'. Vergeet de lidwoorden (je, tu, il, elle, nous, vous, ils, elles) niet. Schrijf ze onder elkaar.

Slide 18 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord 'aimer'. Vergeet de lidwoorden (je, tu, il, elle, nous, vous, ils, elles) niet. Schrijf ze onder elkaar.

Slide 19 - Question ouverte

ZELFREFLECTIE
Ik kan de werkwoorden op -er vervoegen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage