H4 Elektriciteit

4.1 Een stroomkring maken
4.1.1 Je kunt uitleggen hoe je een gesloten stroomkring maakt.
4.1.2 Je kunt het verschil tussen geleiders en isolatoren beschrijven.
4.1.3 Je kunt een aantal geleiders en isolatoren noemen.
4.1.4 Je kunt uitleggen op welke manier je de stroomsterkte meet.
4.1.5 Je kunt beschrijven wat een elektrische stroom is.
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 200 min

Éléments de cette leçon

4.1 Een stroomkring maken
4.1.1 Je kunt uitleggen hoe je een gesloten stroomkring maakt.
4.1.2 Je kunt het verschil tussen geleiders en isolatoren beschrijven.
4.1.3 Je kunt een aantal geleiders en isolatoren noemen.
4.1.4 Je kunt uitleggen op welke manier je de stroomsterkte meet.
4.1.5 Je kunt beschrijven wat een elektrische stroom is.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Vidéo

Gesloten stroomkring
 Dat lukt alleen als de stroom rond kan stromen: van de batterij naar het lampje, door de gloeidraad van het lampje en weer terug naar de andere kant van de batterij.


Er is dan een gesloten stroomkring. 

Als je de stroomkring onderbreekt, gaat het lampje weer uit.

Slide 4 - Diapositive

Een gesloten stroomkring
Er stroomt stroom door het draadje, dit noemen we lading. Dit gaat altijd rond (stroomkring). 

Slide 5 - Diapositive

  • Isolator: Stof die een elektrische stroom niet of heel slecht doorlaat.

  • Geleider: Stof waar een elektrische stroom gemakkelijk doorheen kan lopen.
Isolerende en geleidende stoffen

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

  • Isolator: Hout, rubber, lucht en kunststof

  • Geleider: alle metalen, bijvoorbeeld koper, ijzer, aluminium. Sommige metalen geleiden beter
Isolerende en geleidende stoffen

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Een schakelaar opent en sluit de stroomkring

Slide 10 - Diapositive

Stroom meten
De stroomsterkte meten we in Ampère (A). 
Als de stroomsterkte klein is, gebruiken we milliampère (mA).

1 mA = 0,001 A
1 A = 1000 mA
 

Slide 11 - Diapositive

Huiswerk voor de volgende les
Via leermiddelen (digitaal) opdracht 1 tot 10

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Huiswerk voor volgende week
Opdracht 1 t/m 6, Bladzijde 127 t/m 128.
of in de elektronische leeromgeving de vragen 1 t/m 6.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

4.2 Spanningsbronnen

Slide 16 - Diapositive

Lesdoelen
  • Je kunt uitleggen wat spanning is en hoe je spanning meet.
  • Je kunt het verschil tussen stroomsterkte en spanning uitleggen.
  • Je kunt de spanning berekenen als je batterijen in serie schakelt.
  • Je weet voor welke spanning de meeste huishoudelijke apparaten zijn ontworpen.

Slide 17 - Diapositive

Wat is spanning?

Slide 18 - Diapositive

Spanning
Een spanningsbron is nodig in een stroomkring. 

Batterijen hebben ieder een eigen spanning. 

Slide 19 - Diapositive

Spanning
Iedere batterij heeft zijn eigen spanning.

Spanning word gemeten in Volt (V)

Slide 20 - Diapositive

De juiste spanning gebruiken
Een fietslampje heeft vaak 6V nodig.

6V geeft fel licht.
1,5V geeft zwak licht.
12V zorgt ervoor dat het lampje kapot gaat. 

Slide 21 - Diapositive

Stroombron in serie aansluiten
Als je een batterij of accu in serie aansluit. Kan je de spanning bij elkaar optellen. 

12 + 12 = 24 V

Slide 22 - Diapositive

Huiswerk
1 t/m  11 (7 niet!), Bladzijde 151 t/m 155

Slide 23 - Diapositive