Schrijfexamen: wat moet ik kunnen?

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Schrijfexamen: 

Wat moet ik kunnen?

Aan het eind van de les weet je wat je moet kunnen voor het schrijfexamen Nederlands 2F. 

Hoe wordt het examen gemaakt?

1. Pen en papier
2. Schoolcomputer, alles digitaal
3. Eigen laptop, alles digitaal
4. Computer en resultaat geprint

TOA schrijven (schoolcomputer)

Hoeveel tijd krijg je extra bij dyslexie
(minder dan zes jaar in Nederland)?

1. kwartier
2. 30 minuten
3. 60 minuten
4. 20 minuten

Examen Nederlands 2F

• Drie opdrachten
• Alles moet gemaakt zijn!
• 60 minuten
  
  

Goed lezen 

• Wat moet ik doen? 
• Wat is het doel van de opdracht?
• Welk product? 
• 80% moet gemaakt zijn
• Voor wie: zakelijk/persoonlijk

Als je één opdracht niet hebt gemaakt, dan

1. krijg je maximaal een 4.
2. krijg je maximaal een 5.
3. krijg je een 0.
4. krijg je een 1.

Dyslexie of NT2-student: taalfouten tellen niet mee voor het cijfer.

1. niet waar
2. waar
3. spelfouten niet, grammatica wel
4. grammatica niet, spelfouten wel

Beoordeling

1. precondities, dat wil  zeggen: - in het Nederlands geschreven; - 80 % van de inhoud gerealiseerd.                                                                                                                                                                                                        Niet voldaan, geen beoordeling!

Beoordeling

   Samenhang                          Afstemming op doel      Afstemming op publiek Woordenschat/ woordgebruik

Spelling, interpunctie en grammatica                                                Leesbaarheid                                   

Waar kijkt de docent naar als hij samenhang moet beoordelen?

1. punten en komma's
2. indeling van de tekst en voegwoorden
3. voorzetsels
4. beleefdheid

Als je telefoon kapot is, lever het dan in bij een recyclepunt. Wat klopt niet in deze zin?

1. het
2. je
3. dan
4. lever ........in

Afstemming op doel. Dat betekent dat je

1. zakelijke teksten kunt schrijven.
2. kunt schrijven zonder ChatGPT.
3. het schrijfdoel van de opdracht bereikt.
4. Taalblokken hebt gemaakt.

Wat is de eerste stap om af te stemmen op het schrijfdoel?

Je gebruikt 'hoi' in een bericht aan je docent.

1. Je houdt rekening met je docent.
2. Dat is gebruikelijk.
3. Je stemt af op het publiek.
4. Je stemt niet af op het publiek.

Ik vind het een gezellig restaurant, omdat er altijd gezellige mensen komen.

1. Overdrijving
2. Omdat moet doordat zijn.
3. Hinderlijke woordherhaling.
4. Niks mis mee.

Op het formulier staat leer bedrijf. Welke spellingsregel wordt niet goed gebruikt.

1. Samenstellingen schrijf je aan elkaar.
2. Bedrijven schrijf je met een hoofdletter.
3. Alles is goed gespeld.
4. Het enkelvoud schrijf je aan elkaar.

Waarom gebruik je witregels?

1. Dan lijkt je tekst groter.
2. Overzichtelijker voor de lezer.
3. Dat staat in de opdracht.
4. Regels van de school.

Oefenen 

- Examentraining schrijven 2F

- Module spelling en grammatica 2F                                              - opdrachten in Teams