systeem aarde: het klimaatsysteem van Köppen

Lesdoelen klimaatsysteem Köppen:
  • Je weet welke 5 hoofdklimaten (letters) Köppen onderscheidt.
  • Je weet welke 3 letters Köppen gebruikt voor de neerslagverdeling.
  • Je kunt per klimaat de temperatuurgrenzen en neerslagverdeling noemen.
  • Je kunt a.d.h.v een klimaatgrafiek bepalen welk klimaat is weergegeven.
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Lesdoelen klimaatsysteem Köppen:
  • Je weet welke 5 hoofdklimaten (letters) Köppen onderscheidt.
  • Je weet welke 3 letters Köppen gebruikt voor de neerslagverdeling.
  • Je kunt per klimaat de temperatuurgrenzen en neerslagverdeling noemen.
  • Je kunt a.d.h.v een klimaatgrafiek bepalen welk klimaat is weergegeven.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Droge tijd = minder dan 30mm neerslag per maand

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive



Droge tijd in het tropisch klimaat is minder dan 
60 mm neerslag per maand.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

BW: Woestijnklimaat
In een woestijnklimaat valt minder dan 200mm neerslag per jaar

er zijn koude en warme woestijnen

Slide 10 - Diapositive

BS:
Steppeklimaat
Droog klimaat 200mm-500mm neerslag per jaar.

Steppe kunnen koud en warm zijn

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Welke vragen moet je stellen:
  1. Hoeveel neerslag valt er in het jaar? (heb je te maken met een B-klimaat?)
  2. Wat is de temperatuur in de warmste maand, welke maand?
  3. Wat is de temperatuur in de koudste maand, welke maand?
  4. Ligt de plaats op het NH of ZH?
  5. Is er sprake van een droge tijd? (A=<60mm, C of D=<30mm)
  6. Zo ja welk seizoen?
  7. temperatuurgrenzen bepalen hoofdletter, neerslagverdeling bepaalt kleine letter.

Slide 21 - Diapositive

Welke vragen moet je stellen:
  1. Hoeveel neerslag valt er in het jaar? (heb je te maken met een B-klimaat?)
  2. Wat is de temperatuur in de warmste maand, welke maand?
  3. Wat is de temperatuur in de koudste maand, welke maand?
  4. Ligt de plaats op het NH of ZH?
  5. Is er sprake van een droge tijd? (A=<60mm, C of D=<30mm)
  6. Zo ja welk seizoen?
  7. temperatuurgrenzen bepalen hoofdletter, neerslagverdeling bepaalt kleine letter.

Slide 22 - Diapositive

Welke vragen moet je stellen:
  1. Hoeveel neerslag valt er in het jaar? (heb je te maken met een B-klimaat?)
  2. Wat is de temperatuur in de warmste maand, welke maand?
  3. Wat is de temperatuur in de koudste maand, welke maand?
  4. Ligt de plaats op het NH of ZH?
  5. Is er sprake van een droge tijd? (A=<60mm, C of D=<30mm)
  6. Zo ja welk seizoen?
  7. temperatuurgrenzen bepalen hoofdletter, neerslagverdeling bepaalt kleine letter.

Slide 23 - Diapositive