Dag 4

Thema 15:  Internet en sociale media (roze)
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Thema 15:  Internet en sociale media (roze)

Slide 1 - Diapositive

DAG 4
hoeveel
interessant(e)
het internet
jezelf
de kampioen
kennen

Slide 2 - Diapositive

hoeveel
  • bedrag
  • zin: Hoeveel euro zie je op het plaatje?

  • aantal
  • zin: Hoeveel leerlingen zitten er in de klas?
19

Slide 3 - Diapositive

interessant(e) (bnw)
  • als iets je aandacht trekt
  • nieuwsgierig zijn

  • zin: Ik vind de natuur interessant
  • zin: Wat een interessante les was dat!
20

Slide 4 - Diapositive

het internet (znw)
  • Een systeem  waarbij computers met elkaar zijn verbonden.

  • zin: Ik koop op internet een nieuwe telefoon.
21

Slide 5 - Diapositive

jezelf
  • de persoon die jij bent

  • zin:  Je bent helemaal jezelf; je doet niet anders dan je bent.
  • zin: Je mag iets voor jezelf doen.
22

Slide 6 - Diapositive

de kampioen (znw)
  • iemand, of een groep die de beste is
  • de kampioen - de kampioenen

  • zin: Femke Bol is wereldkampioen, ze heeft een gouden medaille gewonnen!
23

Slide 7 - Diapositive

kennen (ww)
  • weten wie iemand is
  • iets weten, omdat je het geleerd hebt

  • TT - ik ken - jij kent - wij kennen
  • regelmatig ww - zwak ww

  • zin: Wie is dat? Ik ken haar niet! 
  • zin: Ik wil de tafels uit mijn hoofd kennen!
  • tafels => rekenen 
  • 1 x 3 = 3
  • 2 x 3 = 6
24

Slide 8 - Diapositive

1. - ........ appels koop jij?
2. - ............ eet jij appels?
3. - Ik weet niet ............... appels ik eet.
19
A
1. - Hoeveel 2. - Waarom 3. - hoeveel
B
1. - Hoeveel 2. - Waarrom 3. - hoeveel
C
1. - Waarom 2. - Waarom 3. - hoeveel
D
1. - Hoeveel 2. - Waarom 3. - waarom

Slide 9 - Quiz

Wat vind jij interessant op school?
20

Slide 10 - Question ouverte

Hoeveel uren zit jij per dag op internet?
21

Slide 11 - Sondage

Omschrijf 'jezelf' in drie woorden.
22

Slide 12 - Question ouverte

23
de kampioen

Slide 13 - Carte mentale

Waar zie je een
'kampioen'?
23
A
B
C
D

Slide 14 - Quiz

Maak een zin met het werkwoord
'kennen'.
24

Slide 15 - Question ouverte