Plural & Much/many

Lesdoelen
Aan het einde van de les:
  • Weet je hoe je het meervoud in het Engels moet maken
  • Weet je welke uitzonderingen er zijn in het Engelse meervoud


1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Lesdoelen
Aan het einde van de les:
  • Weet je hoe je het meervoud in het Engels moet maken
  • Weet je welke uitzonderingen er zijn in het Engelse meervoud


Slide 1 - Diapositive

Singular = enkelvoud
Plural = meervoud

Slide 2 - Diapositive

Regel voor meervoud = woord + s
               1 dog - 3 dogs
    1 dog


   3 dogs

Slide 3 - Diapositive

Bij woorden die eindigen op een medeklinker + y
                            
                     -y verdwijnt en wordt - ies
                 
  1 bunny                            4 bunnies

Slide 4 - Diapositive

woorden die eindigen op een klinker + y
                            
       krijgen alleen een - s
          
  1 boy                              3 boys

Slide 5 - Diapositive

      woorden die eindigen op ch, sh, s, ss, x, z
                            
                                     krijgen -es
                 
  1 dress                           4 dresses

Slide 6 - Diapositive

Onregelmatig!

Slide 7 - Diapositive


A
baby's
B
babys
C
babie's
D
babies

Slide 8 - Quiz


A
boxes
B
boxxes
C
bosses
D
boxees

Slide 9 - Quiz


A
monky's
B
monkies
C
monkie's
D
monkys

Slide 10 - Quiz

Uniform
A
uniformes
B
uniform's
C
uniforms
D
uniformies

Slide 11 - Quiz


A
fishes
B
fish
C
fishen
D
fishies

Slide 12 - Quiz


A
cooky's
B
cookies
C
cookys
D
cookyes

Slide 13 - Quiz


A
Butterflies
B
butterflys
C
butterflie's
D
butterfly's

Slide 14 - Quiz


1 policeman
A
policemans
B
policemannen
C
policemen
D
policemannies

Slide 15 - Quiz


A
Brushes
B
brush's
C
brushs
D
brushies

Slide 16 - Quiz

strawberry
A
strawberries
B
strawberrys
C
strawberrys
D
strawberryes

Slide 17 - Quiz


A
ponys
B
ponies
C
pony's
D
ponie's

Slide 18 - Quiz


A
bus's
B
buss
C
buses
D
busses

Slide 19 - Quiz


A
faces
B
face's
C
facies
D
facces

Slide 20 - Quiz


A
mouthees
B
mouth's
C
mouthens
D
mouths

Slide 21 - Quiz


A
first laddies
B
first ladys
C
first ladies
D
first lady's

Slide 22 - Quiz


A
modelles
B
modellen
C
models
D
modelens

Slide 23 - Quiz


A
wives
B
wifies
C
wifes
D
wife's

Slide 24 - Quiz

Meervoud blijft hetzelfde
bij meervoud komt er -ves achter
meervoud heeft eigen vorm
calf
fish
sheep
half
thief
mouse
foot
woman
deer

Slide 25 - Question de remorquage

Drag the word to the correct column to make it plural
+s
+es
-y
+ies
Apple
Bus
Baby
Car
Ferry
Cheese
Box
Match
Follower
Toy
Navy
Tomato

Slide 26 - Question de remorquage

Plural & Much/many

Slide 27 - Diapositive

Betekenis
  • Much, many & a lot of betekenen allemaal veel in het Nederlands.


  • Je gebruikt ze alleen niet allemaal hetzelfde. Kijk naar de volgende voorbeelden en probeer het verschil tussen much & many te raden!

Slide 28 - Diapositive

Voorbeelden
  1. many friends
  2. much water
  3. many chairs
  4. much time
  5. many superheroes
  6. much water 
timer
0:30

Slide 29 - Diapositive

Uitleg much & many
  • Je gebruikt much als het woord dat erna komt enkelvoud en ontelbaar is.

Do you have much work? 
We haven't got much money.

Kan je het woord geld tellen? 
Je zegt niet '1 geld, 2 geld, 3 geld'. 
Je kunt wél briefjes of muntjes tellen. 1 briefje van twintig, 2 centen, etc.

Slide 30 - Diapositive

Uitleg much & many
  • Je gebruikt many als het woord dat erna komt meervoud en telbaar is.

He hasn't got many friends.
Do we have many videogames?

Tip: Je kunt meervoud herkennen aan de letter -s achter een woord.

Slide 31 - Diapositive

Welk woord hoort waarbij? Sleep het woord naar het juiste witte vlak.
timer
1:00
MANY (telbaar)
MUCH (niet telbaar)
pocketmoney
tables
witches
buses
fun
light
fans

Slide 32 - Question de remorquage

A lot of
  • A lot of betekent veel, net als bij many & much.

  • A lot of gebruik je bij bevestigende (+) zinnen.

  • Much/ many gebruik je bij vragende (?)/ ontkennende (-) zinnen. 

Slide 33 - Diapositive

Voorbeelden
  • I have a lot of friends. (+)
  • She has not got many friends. (-)
  • Do we have much homework? (?)
  • The school has a lot of pupils. (+)
  • Our village has not got much snow. (-)
  • Does the cat have many kittens? (?)

Slide 34 - Diapositive

Match de juiste vorm bij de zinnen
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
Did you ring Eva yesterday?
He didn't see the deer.
They woke up late this morning

Slide 35 - Question de remorquage

Vragende zin
bevestigende zin
ontkennende zin
Have I got four dogs?
I haven´t got four dogs.
I have got four dogs.

Slide 36 - Question de remorquage

I have got ... problems.
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 37 - Quiz

The dogs aren't ... fun.
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 38 - Quiz

How ... milk is left in the fridge?
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 39 - Quiz

Are there ... ghosts in that creepy building?
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 40 - Quiz