b1 Engels test je kennis voor de toets



Deel 1 grammatica vragen
1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon



Deel 1 grammatica vragen

Slide 1 - Diapositive

In bevestigende zinnen gebruik je altijd: some of any.

Slide 2 - Question ouverte

In ontkenningen gebruik je altijd: some of any.

Slide 3 - Question ouverte

some or any
We need _______ bananas.

Slide 4 - Question ouverte

Choose the right option:
Can I have some/any sugar in my tea?

Slide 5 - Question ouverte

Choose the right option:
Yes of course! Here's .......... sugar.

Slide 6 - Question ouverte

Choose between some/any:
I would love .... apples.

Slide 7 - Question ouverte

SOME / ANY

Those apples look nice! Shall we get ...?

Slide 8 - Question ouverte

Please give me ... water.
Some or any?

Slide 9 - Question ouverte

Kies: some/any
Would you like ... tea?

Slide 10 - Question ouverte

Fill in: some – any.

Kathy went to a restaurant with ______ of her friends.

Slide 11 - Question ouverte

Fill in: some – any.

Have you got _____ cousins?

Slide 12 - Question ouverte

Fill in: some – any.

Did they have _____ new information about the restaurant?

Slide 13 - Question ouverte

Fill in: some – any.

There isn't _____ food left.

Slide 14 - Question ouverte

This week

Het volgende deel gaat over het meervoud van de zelfstandige naamwoorden.







Slide 15 - Diapositive

Geef het meervoud van:
boy

Slide 16 - Question ouverte

Geef het meervoud van:
girl

Slide 17 - Question ouverte

Geef het meervoud van:
chair

Slide 18 - Question ouverte

Geef het meervoud van:
table

Slide 19 - Question ouverte

Geef het meervoud van:
room

Slide 20 - Question ouverte

Geef het meervoud van:
shoe

Slide 21 - Question ouverte

Geef het meervoud van:
box

Slide 22 - Question ouverte

Geef het meervoud van:
tomato

Slide 23 - Question ouverte

Geef het meervoud van:
potato

Slide 24 - Question ouverte

Geef het meervoud van:
baby

Slide 25 - Question ouverte

Geef het meervoud van:
hobby

Slide 26 - Question ouverte

Geef het meervoud van:
life

Slide 27 - Question ouverte

Geef het meervoud van:
wife

Slide 28 - Question ouverte

Geef het meervoud van:
man

Slide 29 - Question ouverte

Geef het meervoud van:
woman

Slide 30 - Question ouverte




Het volgende deel gaat over de aanwijzende voornaamwoorden.

Slide 31 - Diapositive

Als het over één ding/persoon gaat dat dichtbij is, gebruik je dan?
This, that, these, those.

Slide 32 - Question ouverte

Als het over meerder personen/dingen gaat die dichtbij zijn, gebruik je dan?
This, that, these, those.

Slide 33 - Question ouverte

Als het over één ding/persoon gaat dat verderop is, gebruik je dan?
This, that, these, those.

Slide 34 - Question ouverte

Als het over meerder personen/dingen gaat die verderop zijn, gebruik je dan?
This, that, these, those.

Slide 35 - Question ouverte

Fill in the correct demonstrative pronoun.

... book here is mine.

Slide 36 - Question ouverte

Vul de juiste demonstrative pronoun in:

Can you give me ______ folders over there, please?

Slide 37 - Question ouverte

Fill in the correct demonstrative pronoun.
... students over there are my friends.

Slide 38 - Question ouverte

.....girl here is my sister
What is the correct demonstrative pronoun?

Slide 39 - Question ouverte

.....woman over there is my mother.
What is the correct demonstrative pronoun?

Slide 40 - Question ouverte

Fill in the correct demonstrative pronoun.

____ students over there are my friends.

Slide 41 - Question ouverte

Deel 3 woorden








Slide 42 - Diapositive

Geef het Engels woord voor:
geroosterd broad

Slide 43 - Question ouverte

Geef het Engels woord voor:
kopen

Slide 44 - Question ouverte

Geef het Engels woord voor:
lepel

Slide 45 - Question ouverte

Geef het Engels woord voor:
sappig

Slide 46 - Question ouverte

Geef het Engels woord voor:
duur

Slide 47 - Question ouverte

Geef het Engels woord voor:
pitjes

Slide 48 - Question ouverte

Geef het Engels woord voor:
verschillende

Slide 49 - Question ouverte

Geef het Engels woord voor:
buitenkant

Slide 50 - Question ouverte

Geef het Engels woord voor:
vorm

Slide 51 - Question ouverte

Geef het Engelse zin voor.
Welk eten vind je lekker?

Slide 52 - Question ouverte

Geef het Engelse zin voor.
Het is te pittig.

Slide 53 - Question ouverte

Geef het Engelse zin voor.
Ik wil graag een kom ontbijtgranen.

Slide 54 - Question ouverte