Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Adverbs of place and time
Slide 1 - Diapositive
Adverbs of place and time
adverbs of place (bijwoorden van plaats)
adverbs of time (bijwoorden van tijd)
Slide 2 - Diapositive
Waar?
Adverbs of place and time komen altijd achteraan in de zin.
Eerst de plaats en dan de tijd:
We are going to swim in the lake tomorrow.
My parents are in Nijmegentoday.
I am seeing Pink's new concert at the Ziggo Domein July.
Slide 3 - Diapositive
Maar:
Als het extra belangrijk is om te vermelden wanneer iets gebeurde dan zet je de verwijzing naar tijd helemaal vooraan in de zin:
In July, we are seeing Pink's new concert in the Ziggo Dome.
On Sunday, the minister announced that schools would be closed for three weeks.
Slide 4 - Diapositive
Opdracht:
Zet bij de volgende opdracht alle woorden in de juiste volgorde om een goede zin te maken. Zorg dat je elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
Veel succes!
Slide 5 - Diapositive
in the garden / Peter / yesterday / worked
Slide 6 - Question ouverte
am going to see / I / that band / on Friday / in Tivoli
Slide 7 - Question ouverte
this weekend / to go / do you want / to the cinema / ?
Slide 8 - Question ouverte
will go / they / tomorrow / to the zoo / I think
Slide 9 - Question ouverte
my parents / next week / won't go / probably / to work
Slide 10 - Question ouverte
always / in the weekend / watches TV / my little brother