Leestekens

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Hoofdstuk 4, spelling

LEESTEKENS

Doelen

• Je kunt de belangrijkste leestekens noemen
• Je kunt de puntkomma (;) op de juiste manier gebruiken
• Je kunt leestekens bij een citaat gebruiken

Neem de zin over en noteer de juiste leestekens op de puntjes.

Als het zo hard stormt ... kan het dak er wel afwaaien ...

Neem de zin over en noteer de juiste leestekens op de puntjes.
Ik geef je één advies ... ga niet op pad zonder muggenolie ... paraplu en plattegrond ...

Neem de zin over en noteer de juiste leestekens op de puntjes.
Jongens ... willen jullie een beetje aan de kant gaan ...

Neem de zin over en noteer de juiste leestekens op de puntjes.
Jasmijn heeft de hele wereld rondgereisd ... maar in Drenthe is ze nog nooit geweest ...

De belangrijkste leestekens

De belangrijkste leestekens zijn de volgende:

1. Punt (.)

2. Vraagteken (?)

3. Uitroepteken (!)

4. Dubbele punt (:)

Puntkomma (;)

Een puntkomma gebruik je wanneer een opsomming uit langere delen bestaat.

Voorbeeld: 

Je kunt bij ons huiswerkinstituut terecht wanneer je beter wilt leren plannen; wanneer je het moeilijk vindt om je te concentreren; wanneer je moeite hebt met sommige vakken en als je een achterstand wilt inhalen.

Leestekens bij een citaat

Als je iemands letterlijke woorden wilt citeren, noemen we dat een directe rede of een citaat. Wanneer je een citaat aankondigt doe je dat met een dubbele punt. Het citaat zet je tussen aanhalingstekens.

Voorbeeld: 

Anton zei: 'Morgen heb ik weer een wedstrijd.'

Jani vroeg: 'Wie is er wel eens in Finland geweest?'

Een citaat kan ook vooraan in de zin staan. Je hoeft de dubbele punt dan niet te gebruiken, maar wél de aanhalingstekens!

Voorbeeld:

'Morgen heb ik weer een wedstrijd,' zei Anton.

LET OP: wanneer de directe rede vooraan in de zin staat, schrijf je na het citaat een komma zoals in de eerste zin.

LET OP: wanneer je de directe rede afsluit met een vraag- of uitroepteken, hoef je de komma niet te gebruiken.

Voorbeeld:

'Hebben we morgen weer een wedstrijd?' vroeg Anton.

Indirecte rede

Wanneer je niet letterlijk iemands woorden overneemt, noem je dat een indirecte rede. Je hoeft dan geen aanhalingstekens te gebruiken.

Voorbeeld:

Anton zei dat hij morgen weer een wedstrijd heeft.

OEFENEN

LEESTEKENS

Neem de zin over en noteer leestekens waar dat moet.

Als laatste woorden sprak de zeevaarder Van Speijk Dan liever de lucht in.

Neem de zin over en noteer leestekens waar dat moet.

Jasmina mopperde We mogen ook nooit wat

Neem de zin over en noteer leestekens waar dat moet.

Gaan jullie mee naar het strand vroeg oom Henk

Neem de zin over en noteer leestekens waar dat moet.
De weerman zei Morgen wordt het in het noordoosten rond 18 graden met kans op neerslag in het zuiden ongeveer 21 graden en in het kustgebied 17 graden met behoorlijk wat wind.

Neem de zin over en noteer leestekens waar dat moet.

Onze coach vertelde dat hij ontzettend trots is op ons team

OEFENEN

HOOFDLETTERS & LEESTEKENS

Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
daan gilde au ik ben door een wesp gestoken

Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
papa ik ben bang in het donker fluisterde de kleine hannah

Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
meneer jansen zei neem zelf eten drinken zonnebrandcrème en zwemkleding mee naar terschelling

Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
ik spaar voor een scooter van piaggio vertelde douwe

Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
alleen deze zaterdag drie komkommers voor één euro riep de marktkoopman

Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
wie nu nog praat stuur ik de gang op waarschuwde de leraar

Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
geke vroeg wie er allemaal zin in een patatje hadden

Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
de directeur deelde mee dat hij in januari naar het noorden gaat verhuizen

Doelen

• Je kunt de belangrijkste leestekens noemen
  
• Je kunt de puntkomma (;) op de juiste manier gebruiken
  
• Je kunt leestekens bij een citaat gebruiken

Heb jij de doelen behaald?

1. ja
2. nee

Leg uit waarom jij de doelen wel of niet hebt behaald.

Wat heb je geleerd?

KLAAR!

GA DOOR MET DE OPDRACHTEN VAN JE PLANNER.