Les 03: Woordenschat 3

• Wereldoriëntatie, NT2
• Middelbare school
• vmbo, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Wereldoriëntatie

Wereldoriëntatie en leven in Nederland

Wereldoriëntatie

• lessen over de aarde, geschiedenis en mensen

• deze week: nieuwe woorden

het dorp

het dorp= een kleine plaats waar mensen bij elkaar wonen

Waar is dit dorp?

het dorp

het dorp

het dorp

het dorp

het platteland

het platteland= een gebied buiten de stad, boerenland

het platteland

het gebouw

het gebouw= een plek waar mensen in  wonen of werken

Je hebt veel verschillende soorten gebouwen: kerken, stations, kantoren etc.

het gebouw

Waar is dit gebouw?

Waar is dit gebouw?

1. Spanje
2. Frankijk
3. Italië

Waar is dit gebouw?

Waar is dit gebouw?

1. Rusland
2. India

Waar is dit gebouw?

Waar is dit gebouw?

1. Amerika
2. Engeland
3. Ierland

Waar is dit gebouw?

Waar is dit gebouw?

Waar is dit gebouw?

1. Frankrijk
2. Spanje
3. Marokko
4. Italië

de snelweg

de snelweg= een weg waar alleen auto's op mogen

Hoeveel kilometer per uur mag je op de snelweg?

druk/rustig

druk= veel mensen of veel geluid

rustig= weinig mensen of weinig geluid

Je kan het ook druk hebben

of iemand kan rustig zijn

druk of rustig?

druk of rustig?

druk of rustig?

druk of rustig?

Druk of rustig?

het openbaar vervoer

het openbaar vervoer= verplaatsen met taxi, bus, trein, metro of tram

de winkel

de winkel= een bedrijf waar je dingen kunt kopen

Er zijn verschillende soorten winkels.

welke winkel is dit?

Welke winkel is dit?

1. boekenwinkel
2. kledingwinkel
3. speelgoedwinkel

welke winkel is dit?

Welke winkel is dit?

1. speelgoedwinkel
2. dierenwinkel

welke winkel is dit?

Welke winkel is dit?

1. leeswinkel
2. kastenwinkel
3. boekenwinkel

de fabriek

de fabriek= een bedrijf waar dingen worden gemaakt

Welke dingen worden in een fabriek gemaakt?

meest/minst

meest= het grootste aantal

minst= het kleinste aantal

Welk land heeft de minste bergen?

Welk land heeft de meeste bergen?

Woordenschat

1. het dorp= een kleine plaats waar mensen bij elkaar wonen
2. het platteland= een gebied buiten de stad, boerenland
3. het gebouw= een plek waar mensen in wonen of werken
4. de snelweg= een weg waar alleen auto's op mogen
5. druk= veel mensen of veel geluid
6. rustig= weinig mensen of weinig geluid
7. het openbaar vervoer= verplaatsen met taxi, bus, trein, metro of tram
8. de winkel= een bedrijf waar je dingen kunt kopen
9. de fabriek= een bedrijf waar dingen worden gemaakt
10. meest= het grootste aantal
11. minst= het kleinste aantal