V2 - Toets K3 wortschatz bespreken + Leestoets voorbereiden

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

V2 - Woche 49 - Stunde 1

Planung

 

(10 Min)

Toets Wortschatz K3 besprechen

gemist = afspraak maken

(15 Min)

Lesen: voorbereiding toets V2duB Text 1

(15 Min)

Sehen: Logo Nachrichten

Ziele

Je kunt eenvoudige teksten lezen die betrekking hebben op alledaagse en vertrouwde thema's. 

Je kunt het Duitse nieuws globaal begrijpen. 

Vlog Sprechen V2duF Deadline = vandaag!

Toets Wortschatz K3 besprechen

Gemist = afspraak maken 

1. Kijk de toets na. Vragen stellen kan na de bespreking.

2. Bij een  < 6  noteer je:

-> Wat ging niet goed?

-> Hoe komt dat volgens jou?

-> Wat kan je volgende keer anders doen om de woorden beter te onthouden?

Voorbereiden Toets Lesefertigkeit 1

1. Lees de titel en bedenk waar de tekst over zou kunnen gaan. Wat is het 

   onderwerp? Wat weet je er al van?

2. Lees dan vraag 1 en lees de alinea die bij de vraag hoort. Beantwoord de vraag. 

     Lees daarna de volgende vraag en de bijbehorende alinea. Etc.

--> Gebruik een woordenboek alleen wanneer echt nodig. 

Zeit: 15 Minuten, danach besprechen

Klaar = herhalen Wortschatz K1, K2, K3 in quizlet (test) -> som -> studiewijzer 

                  -> jaarbijlage -> link quizlet

www.zdf.de

nächste Stunde

Oefentoets Lesefertigkeit 1 (V2duB1) Text 2

Wiederholung Verben o.t.t. en volt. dw. 

Weißt du noch? - Uhrzeit 

Wie spät ist es hier? Notiere die Uhrzeit in einem ganzen Satz auf Deutsch.

Weißt du noch? - Uhrzeit o.t.t.

Es ist fünf vor halb zehn.

Es ist Viertel nach sechs.

Es ist fünf vor sechs.

Es ist acht Uhr.

Es ist fünf nach halb zwei. 

Es ist fünf vor halb acht.

In der Schule: Sprechen

--> Aufgabe 43 im Buch (Seit 89)

1. Vul de Steckbrief met jouw informatie in het Duits aan. (5 Min.)

2. Werk in een tweetal. De een stelt een

    vraag over de informatie uit de Steckbreif

    de ander beantwoord de vraag in een 

    hele zin. Wissel daarna van rol.

    Gebruik de Sprachmittel + Lernliste bij

    het spreken. (5 Min.)

Grammatik - Verbenspiel

1. Mit wem: Gruppen von 4 Schülern. 

2. Was: Ein Spieler beginnt und würfelt. Dann bildet er mit der Zahl des Würfels die   

       richtige Verbform.Wenn ihr zweifelt, ob die Antwort richtig ist, könnt ihr sie mit   

       Hilfe des Lösungsblattes kontrollieren. Wenn die Verbform falsch ist, darf der 

       Spieler nicht vorrücken. Hat der Spieler richtig konjugiert, darf er so viele Felder 

       vorrücken, wie die Zahl des Würfels vorgibt.  

        Wer als Erster das Ziel erreicht, gewinnt. 

Zeit = 15 Minuten

1 = ich     4 = wir

2 = du     5 = ihr

3 = er      6 = sie