V2 verbos reflexivos

¿Qué tal las vacaciones?
¡Fantástico
Bien
Regular
No muy bien
1 / 11
suivant
Slide 1: Sondage
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

¿Qué tal las vacaciones?
¡Fantástico
Bien
Regular
No muy bien

Slide 1 - Sondage

Programa de hoy
1. Repetir vocabulario
2. Repetir gramática (verbos reflexivos)
3. Hacer ejercicios

Slide 2 - Diapositive

¿Cuál es tu animal favorito?

Slide 3 - Question ouverte

¿Cuándo es tu cumpleaños?

Slide 4 - Question ouverte

Verbos reflexivos
  • Het hele werkwoord eindigt op se (lavarse, afeitarse).
  • Alle vormen hebben een wederkerend voornaamwoord: me, te, se, nos, os, se. Dat moet je verplicht gebruiken. 
  • Soms is een werkwoord niet wederkerend in het Nederlands, maar wel in het Spaans (levantarse = opstaan).

Slide 5 - Diapositive

Verbos reflexivos
  • Je zet me, te, se, nos, os, se voor de persoonsvorm
  • Je mag ook yo, tú, etc. gebruiken, maar het hoeft niet.
  • Verder vervoeg je het werkwoord als een normaal werkwoord (-ar, -er, -ir).
  • Let ook op klinkerwisselingen!

Slide 6 - Diapositive

lavarse
zich wassen
yo
me lavo
ik was me
te lavas
jij wast je
él
se lava
hij wast zich
nosotros
nos lavamos
wij wassen ons
vosotros
os laváis
jullie wassen je
ellos
se lavan
zij wassen zich

Slide 7 - Diapositive

Stappen om te vervoegen
1. Haal -se van het werkwoord af, dan zie je of het een -ar, -er of -ir-ww is.
2. Vind de stam door -ar, -er of -ir eraf te halen.
3. Om welke persoon gaat het? Plaats de uitgang achter de stam.
4. Kijk of er een klinkerwisseling is.
5. Bepaal welk wederkerend voornaamwoord je ervoor moet plaatsen.

Slide 8 - Diapositive

ducharse

Slide 9 - Question ouverte

acostarse (o --> ue)

Slide 10 - Question ouverte

Ahora: 2 opties
Optie A: Je begrijpt de uitleg over de wederkerende werkwoorden: maak opdracht 2, 4 en 6 (let op: 1 t/m 10!) van wb. p. 50/51 en stuur hier een foto van via Teams.

Optie B: Je begrijpt de uitleg over de wederkerende werkwoorden nog niet helemaal en/of wilt de oefeningen graag samen doen: we doen opdracht 1, 2 en 4 samen.

Slide 11 - Diapositive