2.3 Mobiliteit in 2050

Mobiliteit in 2050
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Mobiliteit in 2050

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
- dat er maatregelen nodig zijn om alle plaatsen in Nederland in de toekomst bereikbaar te houden

- welke mogelijkheden er zijn om de mobiliteit toekomstbestendig te maken
- welke verschillen er zijn tussen de problemen en oplossingen in de stad en op het platteland

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Mobiliteit

Slide 4 - Carte mentale

Mobiliteit
De verplaatsing van mensen en goederen met behulp van een vervoermiddel

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Voorbeeld toetsvraag 
Figuur 26 Het RijnWaalpad.

Tussen Nijmegen en Arnhem is een nieuw fietspad aangelegd: het RijnWaalpad. De route is ingekort van 17,7 naar 15,8 km en voorzien van snel asfalt. De hele weg is verlicht en op sommige plekken staan geluidsschermen. Op drukke kruispunten heeft de fiets voorrang en er zijn fietsbruggetjes en fietstunnels gebouwd. Het fietspad sluit bij Nijmegen aan op de grote fietsbrug over de Waal (de Snelbinder) die een poos geleden langs de spoorbrug is aangelegd. Na 500 m ben je dan bij het station.

Slide 7 - Diapositive

Vraag 29
Lees figuur 26.
a. Voor welke doelgroep is de aanleg van dit nieuwe fietspad met name bedoeld? Noteer ook het begrip dat hoort bij deze groep.
b. Je zou kunnen zeggen dat het traject maar 1,9 km korter is dan het oude traject. Noteer twee punten die het nieuwe traject ook ‘korter’ maken.
c. Er loopt ook een spoorlijn tussen Arnhem en Nijmegen, met meerdere stations. Wat is voor de mensen die het fietspad gebruiken het voordeel van fietsen in plaats van de trein te nemen?

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld toetsvraag 35
Noteer vier redenen om huizen dicht bij werk/voorzieningen/scholen te bouwen en licht ze alle vier toe.

Slide 10 - Diapositive

Vervoersarmoede
Wanneer iemand door beperkte verplaatsingsmogelijkheden niet kan deelnemen aan ‘normale’ dagelijkse activiteiten, zoals boodschappen doen, onderwijs volgen of werken.

Slide 11 - Diapositive

Voorbeeld toetsvraag 31.
a Leg in vier stappen uit hoe het principe van deelscooters werkt.
b Beschrijf een voordeel van het gebruik van deelscooters.
c Beschrijf een nadeel van het gebruik van deelscooters.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive