Present continuous vrijdag

• Engels
• Middelbare school
• vmbo lwoo, b
• Leerjaar 1

Welcome to the English class!

To do today

1. Herhaling present simple

2.. Present Continuous Activiteiten: iets duurt lang & je bent er mee bezig

Wanneer gebruik je de present simple alweer?

1. Gewoontes

2.. Feiten

3... Gebeurtenissen die met regelmaat gebeuren

Present simple:

tegenwoordige tijd

Als je wil zeggen dat iets vaker gebeurt of volgens een schema of een gewoonte moet je wat doen met het werkwoord.

> Is het onderwerp van de zin He/she/it?

Dan komt er -s achter het werkwoord (of -es)

Klaar voor?

DOEL

1. Ik weet wat de Present Continous is
   
2. Ik kan de Present Continuous maken
3. Ik weet wanneer ik de Present Continuous gebruik
   

1. Ik weet wat de Present Continuous is.

• Duurvorm van een werkwoord
  
• Je vertaalt het met 'aan het .....'
  
• Je bent ergens lang mee bezig

2. Ik kan de Present Continuous maken.

to be (zijn)

AM

ARE

IS

werkwoord

ING

+

+

learn

ing

is

He

1

2

3

4

voorbeeld zinnen

I am running the marathon now. 

Listen! She is singing in the shower. 

Look, we are eating extra large pizzas. 

At the moment, she is watching a movie.

3. Ik weet wanneer ik de Present Continuous gebruik.

• now / at the moment / listen, ..... / look, .....
  
• Wat je doet duurt even (aan het praten, aan het slapen, aan het lezen, etc.)
  

Oh ja!

sommige werkwoorden eindigen op een 'stomme e'

(je schrijft hem wel maar je hoort hem niet)

move - moving

drive - driving

hope - hoping

make - making

stomme e weg ermee

Oh ja! Oh ja!

De laatste letter wordt verdubbeld in werkwoorden die kort zijn en maar één klinker in zich hebben: 

run - running

plan - planning

swim - swimming

stop - stopping

Ronaldo... (play) really good this tournament!

1. plays
2. was play
3. is playing
4. playing

I .......... (watch) a movie at the moment.

1. am watching
2. are watching
3. is watching
4. is watch

Listen, They .......... (read) the book Alice in Wonderland.

1. is reading
2. am reading
3. are reading
4. reads

Look! The dog .......... (play) with the ball.

1. is play
2. is playing
3. are play
4. are playing

Max Verstappen .......... (race) right now.

1. is raceing
2. are racing
3. is racing
4. are racing

She.......... (drink) some tea.

1. am drinking
2. are drinking
3. is drinking
4. drinks

It .......... (freeze) in here.

1. is freezing
2. are freezing
3. is freezeing
4. are freezeing

Mick .......... (text) his girlfriend a message.

1. am texting
2. is texting
3. are texting
4. are text

The cows .......... (run) and .......... (jump) in the farm now.

1. are run are jump
2. are running are jumping
3. is running is jumping
4. am running am jumping

The cows .......... (eat) grass.

1. is eating
2. are eating
3. am eating
4. are eat

It .......... (rain) right now.

1. is raining
2. are raining
3. am raining
4. are rain

Maak 3 zinnen met de Present Continuous.

Ik kan de Present Continuous maken.

1. Ja :-)
2. Nee :-(
3. Een beetje
4. Waar ging deze les eigenlijk over?

Wat Hebben We Gedaan?

1. Ik weet nu wat de Present Continous is.
   
2. Ik kan nu de Present Continuous maken.
3. Ik weet nu wanneer ik de Present Continuous gebruik.
   

Ik ga vanaf nu:

1. Aan iedereen vertellen wat ik aan het doen ben
2. Mijn ouders en vrienden vragen wat ze aan het doen zijn
3. Wat ben je eigenlijk aan het doen?
4. I am thinking!

Have a nice holiday!