week 25 les 1

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

week 25 les 1

Les devoirs

Faire (maken): Bloc F afmaken

Ch4: Le pont (herhalingshoofdstuk 4 opstarten) Faire (maken): ex 1,2,4,7,8

Apprendre (leren): Woordenlijst voor de toetsweek leren (zie ELO: studiewijzer) Maak zelf een wrts!

*1E: Sanne SO inhalen!

Toetsweek

Leesvaardigheidstoets

Leerstof MAVO+HAVO:

Er staat een aparte woordenlijst in de studiewijzer 

Deze leer je F-N!

Les buts du cours

Toetsweek: woordenlijst oefenen

Je kunt de woorden uit de woordenlijst voor de toetsweek vertalen en herkennen in het F/N

Je kunt de werkwoorden hebben & zijn herkennen in het Frans

Zelfstandig werken aan:

Ch3 Bloc F: nakijken en verbeteren!

Ch4: Le pont (herhalingshfst)

Je herhaalt verschillende vocabulaire opdrachten. Je kunt deze woorden begrijpen in het F/N- N/F

*Tijd over? Blooket spelen (herhaling voor de toetsweek: werkwoord être = zijn)

Woordenlijst toetsweek

chercher

1. werken
2. zwemmen
3. spelen
4. zoeken

acheter

1. eten
2. kopen
3. beginnen
4. vinden

je vais

1. ik zie
2. ik wil
3. ik ga
4. ik ken

l'école

1. de winkel
2. de school
3. de stad
4. de week

le jour

donderdag

1. mardi
2. jeudi
3. lundi
4. vendredi

mardi

1. dinsdag
2. woensdag
3. donderdag
4. zondag

Welke dag ontbreekt er?
samedi - ... - lundi

1. mercredi
2. jeudi
3. mardi
4. dimanche

Sleep de Nederlandse dagen naar de juiste Franse dagen:

lundi

mardi

mercredi

jeudi

vendredi

samedi

dimanche

dinsdag

maandag

woensdag

donderdag

vrijdag

zaterdag

zondag

Herhaling

persoonlijke vnw

werkwoorden 

hebben & zijn 

avoir & être

Persoonlijke vnw

Ken je de persoonlijke voornaamwoorden nog?

Sleep NL naar FA.

IK

JIJ

HIJ

ZIJ (1 persoon)

WIJ / MEN

WIJ

U / JULLIE

ZIJ (ml + mv)

ZIJ (vl + mv)

JE

TU

IL

ELLE

ON

NOUS

VOUS

ILS

ELLES

AVOIR = HEBBEN

Avoir 

j'ai

tu as

il a/ elle a

on a

nous avons

vous avez

ils/elles ont

 Hebben                                                  

ik heb

jij hebt                                                  hij heeft/ zij heeft   

wij hebben

wij hebben

u heeft/ jullie hebben 

zij hebben                 

avoir

=

  hebben

Sleep de juiste vorm van avoir naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je/j'

                     avons

                          ont

                             ai

                        avez

                            as

                              a

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft

B. zij hebben

C.  men heeft

D.  jullie hebben

E. jij / je hebt

F. wij hebben

1.  nous  avons

2.  tu  as

3.  ils  ont

4.  on  a

5.  vous avez

6.  elle  a

Hoe goed ken je het werkwoord avoir al?

010

être

• je suis
• tu es
• il est
• elle est
• on est
• nous sommes
• vous êtes
• ils sont
• elles sont

zijn

• ik ben
• jij bent
• hij is
• zij is
• wij zijn / men is
• wij zijn
• u bent / jullie zijn
• zij zijn (ml + mv)
• zij zijn (vr + mv)

ÊTRE = ZIJN

être

=

 zijn

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je

sommes

sont

suis

êtes

es

est

être

=

 zijn

il/elle/on est

nous sommes

vous êtes

ils/elles sont

tu es

je suis

wij zijn

zij zijn (mnl&vrl)

ik ben

u bent & jullie zijn

jij bent

hij/zij/men is (wij zijn)

Hoe goed ken je het werkwoord être al?

010

Au travail!

Zelfstandig werken aan:

Bron F nakijken en verbeteren!

Indien nog niet af? Ch4: Le pont Faire (maken): ex 1,2,4,7,8

Faire (maken) Ch4: Le pont (herhalingshoofdstuk opstarten)

Faire (maken): ex14b, 16ab + lecture (leesopdracht MAVO/HAVO) ex 25

(*extra voor HAVO: ex 19ab, 20c)

Klaar? Woordenlijst voor de toetsweek leren. *Maak zelf een wrts!

Blooket

Herhalen:

avoir = hebben

être = zijn 

dagen van de week

Les devoirs

Achterstand wegwerken! HW controle!

Faire (maken) Ch4: Le pont (herhalingshoofdstuk) Faire (maken): ex14b, 16ab (extra voor HAVO: ex 19ab, 20c) + lecture (leesopdracht MAVO/HAVO) ex 25

Apprendre (leren): Woordenlijst voor de toetsweek leren. 

Maak zelf een wrts!