Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Les frans
Van Lisanne Insing uit 2hb
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
1. Je moet de present kunnen.
2. Je moet de passé composé kunnen.
Slide 2 - Diapositive
vertaal naar het Frans: Kiezen
A
chosir
B
choiser
C
choisir
D
chocir
Slide 3 - Quiz
vertaal naar het Frans: hij bevindt zich
A
elle se trouve
B
il se trouve
C
il est trouve
D
il est trouves
Slide 4 - Quiz
Vertaal naar het Frans: Nog
A
autre
B
encore
C
attendre
D
après
Slide 5 - Quiz
Vertaal naar het Frans: enkele
A
voyager
B
passer
C
la glace
D
quelques
Slide 6 - Quiz
Vertaal naar het Frans: de tuin
A
la jardin
B
le salon
C
la salon
D
le jardin
Slide 7 - Quiz
Vertaal naar het Frans: Hoe vind jij jouw slaapkamer?
A
Comment tu trouves ma chambre?
B
comment tu trouvent ta chambre?
C
Comment tu trouves ta chambre?
D
Comment tu trouves ton chambre?
Slide 8 - Quiz
Vertaal naar het Frans: heb jij een dier?
A
Tu as un animal?
B
Tu es un animal?
C
Tu as une animal?
D
Tu es une animal?
Slide 9 - Quiz
Vertaal naar het Frans: Nee, ik woon in een flat.
A
Non, je habite dans un appartement.
B
Non, j'habite dans un appartement
C
Non, j'habite dans une appartement.
D
Non, J'habit dans une appartement.
Slide 10 - Quiz
Vertaal naar het Frans: Er staat een bed en een bureau.
A
Il y a une lit et une bureau.
B
Il y a un lit et une bureau.
C
Il y a une lit et un bureau.
D
Il y a un lit et un bureau.
Slide 11 - Quiz
Vertaal naar het Frans: Wij vinden het leuk om te sporten.
A
nous aimons faire du sport.
B
on aime fair du sport.
C
On aime faire du sport.
D
nous aimons fair du sport.
Slide 12 - Quiz
wat weet je nog over het bijvoegelijk naamwoord? Schrijf er zo veel mogelijk op.
Slide 13 - Carte mentale
uitgangen
> De uitgangen zijn: mannelijk enkelvoud: -
mannelijk meervoud: -s
vrouwelijk enkelvoud: -e
Vrouwelijk meervoud: -es
Slide 14 - Diapositive
Let op!
> de meeste werkwoorden eindigen in het Frans op de letters -er. Als je deze letters weghaalt, dan houd je de stam van het werkwoord over. Achter de stam komt dan een uitgang. Je kunt een onderwerp vervangen door il, elle, ils of elles.