Herhaling hst 6_4V_eco

Herhaling hst 6_4V_eco
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 27 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Herhaling hst 6_4V_eco

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen par 6.1
  • je kunt het verband tussen loon en gevraagde en aangeboden hoeveelheid loon verklaren.
  • Je kunt andere factoren dan het loon die invloed hebben op de gevraagde en aangeboden hoeveelheid arbeid benoemen en verklaren.
  • Je kunt berekeningen maken met de loonelasticiteit
  • Je kunt uitleggen hoe vraag en aanbod zich aanpassen door het marktmechanisme

Slide 2 - Diapositive

Loonelasticiteit van het arbeidsaanbod
  • Arbeidsaanbod is in algemeen tamelijk inelastisch
  • Als het loon stijgt zal arbeidsaanbod wel toenemen (positieve relatie)

Slide 3 - Diapositive

Loonelasticiteit van de arbeidsvraag
  • zelfde formule vervang aanbod door vraag
  • elasticiteit verschilt per sector
  • als het loon stijgt zal vraag afnemen (dus negatieve relatie)
  • kapitaalintensief productieproces reageert anders dan een arbeidsintensief productieproces 

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen par 6.2
  • je kunt in eigen woorden uitleggen dat sparen en lenen ruilen over de tijd is.
  • Je kunt berekeningen maken met enkel- en samengestelde rente
  • Je kunt de eindwaarde en de contante waarde berekenen
  • Je kunt in eigen woorden de vermogensmarkt, de geldmarkt en de kapitaalmarkt beschrijven.
  • Je kunt in eigen woorden uitleggen hoe marktmechanisme op de vermogensmarkt werkt en de verandering VAN en LANGS de vraag- en aanbodlijn.

Slide 5 - Diapositive

Intertemporele ruil
Sparen: 
  • door sparen wordt vermogen opgebouwd en later voor consumptie gebruikt 
  • consumptie nu ruilen voor consumptie in de toekomst
  • heeft lage tijdsvoorkeur (stelt consumptie uit)
  • opofferingsopbrengst: is de rentevergoeding
Lenen: 
  • ontvang je geld dat je later moet terug betalen 
  • consumptie in de toekomst ruilen voor consumptie nu.
  • heeft hoge tijdsvoorkeur (haalt consumptie in tijd naar voren)
  • Opofferingskosten:  gelijk aan de rente die over de lening betaald moet worden.

Slide 6 - Diapositive

Enkelvoudige en samengestelde rente

Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld eindwaarde samengestelde rente: 
Stel je zet € 5.000 hebt  vast met 4% samengestelde rente. Na 10 jaar krijg je dan de volgende eindwaarde:
Eindwaarde = 5000 × 1,0410 = 7.401,22
Als je gedurende 10 jaar 4% samengestelde rente krijgt over € 5.000 krijg je dus € 7.401,22.

Voorbeeld contante waarde: 
Stel je voor dat je na 10 jaar sparen met een rentepercentage van 3% in totaal € 8.000 hebt gespaard. 
De contante waarde is dan:
8000 = contante waarde × 1,0310
Contante waarde = 8000 / 1,0310
Contante waarde = 5.952,75
De contante waarde is dan € 5.952,75. 
Dat betekent dat als je € 5.952 voor een periode van 10 jaar vastzet met een rentepercentage van 3% je een eindwaarde krijgt van € 8.000.




Slide 8 - Diapositive

Vermogensmarkt komt vraag en aanbod naar vermogen samen en bestaat uit:
  1. Geldmarkt: kortlopende lening max 2 jaar.
  2. Kapitaalmarkt: langlopende leningen en permanent vermogen.
Rente lening hangt af van:
  • looptijd
  • verstrekte zekerheid
  • kredietwaardigheid geldvrager

Direct beleggen: consumenten kopen aandelen en obligaties.
Indirect: beleggers plaatsen hun spaargeld bij banken.

Slide 9 - Diapositive

Rente bepaald vraag en aanbod op vermogensmarkt = verandering langs de lijn
Marktmechanisme: als aanbod op de vermogensmarkt daalt zal de rente stijgen.

Slide 10 - Diapositive

Andere factoren die vraag en aanbod beïnvloeden
= verandering VAN de lijn
  • Status Nationale economie
  • hoogte belastingtarieven
  • inflatieverwachtingen
  • tijdsvoorkeur

Slide 11 - Diapositive

Leerdoelen par 6.3 deel 1
  • je kunt de factoren noemen waardoor vraag en aanbod op de valutamarkt worden bepaald.
  • Je kunt uitleggen dat veranderingen in aanbod van en vraag naar een valuta een verandering van de wisselkoers tot gevolg heeft.

Slide 12 - Diapositive

Invloed export en beleggen in Eurozone op wisselkoers
  • Vraag naar euro's stijgt door b.v. export naar de VS of door Amerikaanse beleggers die in Eurozone gaan beleggen. Bieden dollars aan en vragen naar euro's;
  • Stijging vraag euro's zorgt voor stijging prijs euro's, uitgedrukt in dollars.
  • De wisselkoers van euro's in dollars uitgedrukt stijgt.
  • Dit heet APPRECIATIE
  • Voorbeeld met getallen > €1= $ 1,12 en het wordt €1= $ 1,14
  • Als de euro apprecieert dan deprecieert de dollar!

Slide 13 - Diapositive

Invloed import en beleggen in VS op wisselkoers
  • Vraag naar euro's daalt door b.v. import naar de VS of door Amerikaanse beleggers die in Eurozone gaan beleggen. Ze vragen dan dollars en bieden dan euro's aan;
  • Stijging aanbod euro's zorgt voor daling prijs euro's, uitgedrukt in dollars.
  • De wisselkoers van euro's in dollars uitgedrukt daalt.
  • Dit heet DEPRECIATIE
  • Voorbeeld met getallen €1= $ 1,12 en wordt €1= $ 1,10
  • Als de euro deprecieert dan  apprecieert de dollar!

Slide 14 - Diapositive

Invloed internationale concurrentiepositie op wisselkoers
  • Als prijzen van b.v. Japanse producten dalen
  • Verbetert de internationale concurrentiepositie van Japan
  • Extra vraag naar goederen en diensten uit Japan
  • Japanse export stijgt
  • Vraag naar Japanse Yen stijgt
  • Wisselkoers Yen stijgt

Slide 15 - Diapositive

Leerdoelen par 6.3 deel 2
  • Je kunt aan de hand van de aanbodfunctie en de vraagfunctie van een valuta de wisselkoers berekenen.
  • Je kunt het verband tussen inflatie en wisselkoers uitleggen (vice-versa)
  • Je kunt uitleggen wat de gevolgen zijn van een wisselkoersverandering voor import, export en werkgelegenheid.

Slide 16 - Diapositive

Antwoorden klassikaal behandelde opgaven
Hoofdstuk 6

Slide 17 - Diapositive

Opdracht 6.20 a uitwerking
Originele koers
Nieuwe koers
€ 1 = $ 1,21
€ 1 = $ 1,05
$
$ 1 = 1/1,21= € 0,83
$1 = 1/1,05= € 0,95
Gevraagd was hoeveel procent koers van de dollar in euro's gestegen: Dus eerst $1 uitrekenen en dan
(nieuw-oud)/oud x 100= (0,95-0,83)/0,83x100= 14,5%

Slide 18 - Diapositive

Opdracht 6.20 b
  • Maak opdracht 6.20 opgave b (blz 86)
  • Hoe: zelfstandig.
  • Tijd: 3 minuten
  • Klaar: begin alvast met opgave 6.20.c
timer
3:00

Slide 19 - Diapositive

Opdracht 6.20 c 
Originele koers 1/1/2015
Nieuwe koers 1/1/2017
€ 1 = $ 1,21
€ 1 = $ 1,05
$
$ 1 = 1/1,21= € 0,83
$1 = 1/1,05= € 0,95
Prijs
$550/1,21= € 454,55
$540/1,05= €514,29
  • Maak opdracht 6.20 C
  • Je hebt 3 minuten
  • Hoe: fluisterend overleg tweetal. Schrijf antwoord in je schrift.

timer
3:00

Slide 20 - Diapositive

Opdracht 6.20 c uitwerking
Originele koers 1/1/2015
Nieuwe koers 1/1/2017
€ 1 = $ 1,21
€ 1 = $ 1,05
$
$ 1 = 1/1,21= € 0,83
$1 = 1/1,05= € 0,95
Prijs
$550/1,21= € 454,55
$540/1,05= €514,29
  • Leg uit wat er met de werkgelegenheid bij Hoogers BV kan gebeuren als gevolg van de depreciatie van de euro. Let op gaat om import.
  • Door daling van de eurokoers is de inkoopprijs van de computers in EURO's gestegen (van €454,55 naar €514,29)
  • Hoogers BV zal zijn verkoopprijs moeten verhogen ivm hogere inkoopprijs
  • Hierdoor zal de afzet en de productie dalen 
  • > ontslag > werkgelegenheid daalt.


Slide 21 - Diapositive

Opdracht 6.20 d (uitwerking)
Originele koers 1/1/2015
Nieuwe koers 1/1/2017
€ 1 = $ 1,21
€ 1 = $ 1,05
$
$ 1 = 1/1,21= € 0,83
$1 = 1/1,05= € 0,95
Prijs stel €100
€100 x1,21= $ 121
€100 x 1,05 = $105
  • Leg uit wat er met de werkgelegenheid bij Chemicality BV kan gebeuren als gevolg van de depreciatie van de euro. Let op gaat om EXPORT.
  • Stel verkoopprijs export in euro's is €100,-
  • Door daling van de eurokoers is de verkoopprijs van de chemische producten in dollars gedaald van $121 naar $105 (zie tabel)
  • Hierdoor zal de afzet (door hogere export) en de productie stijgen
  • > extra werknemers nodig > werkgelegenheid stijgt.


timer
3:00

Slide 22 - Diapositive

Opdracht 6.20 e uitwerking
Originele koers 1/1/2015
Nieuwe koers 1/1/2017
€ 1 = $ 1,21
€ 1 = $ 1,05
$
$ 1 = 1/1,21= € 0,83
$1 = 1/1,05= € 0,95
Opbrengst/kosten in euro's stel €100
€100 x1,21= $ 121
€100 x 1,05 = $105
Opbrengst/kosten in USD stel $100
$ 100/1,21 = € 83,-
$ 100/1,05= € 95,-
  • Bedrijven met kosten/opbrengsten in euro's en kosten/opbrengsten in dollars profiteren van de koersdaling van de euro in dollars.
    Bedrijven met kosten/opbrengsten in dollars en kosten/opbrengsten in euro's hebben nadeel van de koersdaling van de euro in dollars.


  • Bedrijven met kosten/opbrengsten in euro's en kosten/opbrengsten in dollars profiteren van de koersdaling van de euro in dollars.
    Bedrijven met kosten/opbrengsten in dollars en kosten/opbrengsten in euro's hebben nadeel van de koersdaling van de euro in dollars.


Slide 23 - Diapositive

Extra uitleg filmpjes

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Slide 26 - Vidéo

Slide 27 - Vidéo