HOOFDSTUK 2: Wat voor consument ben jij ? paragraaf 1
HOOFDSTUK 2: Wat voor consument ben jij ?
Paragraaf 2.1
Samen sta je sterker
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
HOOFDSTUK 2: Wat voor consument ben jij ?
Paragraaf 2.1
Samen sta je sterker
Slide 1 - Diapositive
Vertel een voorbeeld.
Als ik een tv ga kopen, ga ik eerst bedenken wat ik voor een tv wil:
hoe groot, smart tv ja /nee, hoeveel ik wil/kan betalen. Dan ga ik zoeken op internet en kom ik OLED of QLED tegen. Ik zoek het verschil op en wat past dan het best bij mijn keuze. Ik ga TV's vergelijken, zowel online als in een winkel. Welke past het best bij mij en voldoet aan mijn verwachtingen zoek ik bij bekende en betrouwbare websites. Daarna ga ik zoeken waar de TV het goedkoopst is en bestel hem.
Leerdoelen
* Je weet wat consumentenorganisaties voor jou als consument doen
* Je kan uitleggen waar je als consument op let voor je iets koopt
*Je kan uitleggen wat Consumer Power is en wat je aan een Keurmerk hebt
*Je kan een prijsverschil tussen producten in procenten uitrekenen
Slide 2 - Diapositive
Neem de leerdoelen door met de leerlingen.
Consumentenorganisaties
1. Geven onpartijdige productinformatie
2. Informatie geven over je rechten en plichten als consument
3. Beschermen de belangen van consumenten door
acties bij fabrikanten of de overheid te voeren
Slide 3 - Diapositive
Voorbeeld van begin les gebruiken. Vertel dat je gebruik maakte voor het onderzoek naar het kopen van de tv bronnen zoals het internet of de winkel en vergelijkingssites van bijvoorbeeld consumentenorganisaties.
Neem de 3 punten met de leerlingen door.
Slide 4 - Vidéo
Bekijk het filmpje, geef aan dat er hierna vragen gesteld worden.
De consumentenbond doet vergelijkend warenonderzoek, hoe doet ze dit?
A
Ze koopt de producten in de winkel en test ze zelf
B
Ze krijgt de producten van de fabrikant en test ze zelf
C
Ze koopt de producten in de winkel en laat de fabrikant het testen
D
Ze krijgt de producten en de testen van de fabrikant
Slide 5 - Quiz
Laat leerlingen de vragen beantwoorden.
WAT DOET HET NIBUD?
A
Komt op voor de belangen van iedereen die een eigen woning bezit of een eigen woning gaat kopen
B
Komt op voor de belangen van consumenten in het algemeen en test producten uit allerlei categorieën
C
Komt op voor de belangen van zijn leden op het gebied van mobiliteit, vakantie en vrije tijd
D
Geeft consumenten informatie en advies over geldzaken en doet onderzoek naar de financiën van consumenten en huishoudens
Slide 6 - Quiz
Laat leerlingen het opzoeken in boek of op internet
Wat doet de ANWB?
A
Komt op voor de belangen van iedereen die een eigen woning bezit of een eigen woning gaat kopen
B
Komt op voor de belangen van consumenten in het algemeen en test producten uit allerlei categorieën
C
Komt op voor de belangen van zijn leden op het gebied van mobiliteit, vakantie en vrije tijd
D
Geeft consumenten informatie en advies over geldzaken en doet onderzoek naar de financiën van consumenten en huishoudens
Slide 7 - Quiz
Laat leerlingen het opzoeken in boek of op internet
Wat doet Vereniging eigen huis?
A
Komt op voor de belangen van iedereen die een eigen woning bezit of een eigen woning gaat kopen
B
Komt op voor de belangen van consumenten in het algemeen en test producten uit allerlei categorieën
C
Komt op voor de belangen van zijn leden op het gebied van mobiliteit, vakantie en vrije tijd
D
Geeft consumenten informatie en advies over geldzaken en doet onderzoek naar de financiën van consumenten en huishoudens
Slide 8 - Quiz
Laat leerlingen het opzoeken in boek of op internet
Wat doet de Consumentenbond?
A
Komt op voor de belangen van iedereen die een eigen woning bezit of een eigen woning gaat kopen
B
Komt op voor de belangen van consumenten in het algemeen en test producten uit allerlei categorieën
C
Komt op voor de belangen van zijn leden op het gebied van mobiliteit, vakantie en vrije tijd
D
Geeft consumenten informatie en advies over geldzaken en doet onderzoek naar de financiën van consumenten en huishoudens
Slide 9 - Quiz
Laat leerlingen het opzoeken in boek of op internet
Keurmerk
1. Het product voldoet aan bepaalde eisen
2. Te herkennen aan een logo
3. Bijvoorbeeld keurmerken voor dierenwelzijn, milieu, electronica en webwinkels
Slide 10 - Diapositive
Leg uit waar we keurmerken voor hebben en neem de 3 punten met de leerlingen door.
Van welk keurmerk is dit het logo?
A
Keurmerk staat op producten waar de boeren in ontwikkelingslanden een betere (eerlijkere) prijs voor gekregen hebben
B
Keurmerk staat op elektrische producten die veilig zijn
C
Keurmerk voor reisondernemingen. Reisorganisaties met dit keurmerk houden zich aan de wet en de afgesproken regels
D
Keurmerk voor webwinkels, hierdoor weet je als consument dat je een aankoop doet bij een betrouwbare webshop
Slide 11 - Quiz
Laat de leerlingen de vragen beantwoorden.
Van welk keurmerk is dit het logo?
A
Keurmerk staat op producten waar de boeren in ontwikkelingslanden een betere (eerlijkere) prijs voor gekregen hebben
B
Keurmerk staat op elektrische producten die veilig zijn
C
Keurmerk voor reisondernemingen. Reisorganisaties met dit keurmerk houden zich aan de wet en de afgesproken regels
D
Keurmerk voor webwinkels, hierdoor weet je als consument dat je een aankoop doet bij een betrouwbare webshop
Slide 12 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Van welk keurmerk is dit het logo?
A
Keurmerk staat op producten waar de boeren in ontwikkelingslanden een betere (eerlijkere) prijs voor gekregen hebben
B
Keurmerk staat op elektrische producten die veilig zijn
C
Keurmerk voor reisondernemingen. Reisorganisaties met dit keurmerk houden zich aan de wet en de afgesproken regels
D
Keurmerk voor webwinkels, hierdoor weet je als consument dat je een aankoop doet bij een betrouwbare webshop
Slide 13 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Van welk keurmerk is dit het logo?
A
Keurmerk staat op producten waar de boeren in ontwikkelingslanden een betere (eerlijkere) prijs voor gekregen hebben
B
Keurmerk staat op elektrische producten die veilig zijn
C
Keurmerk voor reisondernemingen. Reisorganisaties met dit keurmerk houden zich aan de wet en de afgesproken regels
D
Keurmerk voor webwinkels, hierdoor weet je als consument dat je een aankoop doet bij een betrouwbare webshop
Slide 14 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Welke omschrijving hoort bij dit logo?
A
Keurmerk staat op producten waar de boeren in ontwikkelingslanden een betere (eerlijkere) prijs voor gekregen hebben
B
Komt op voor de belangen van consumenten in het algemeen en test producten uit allerlei categorieën
C
Producten met dit keurmerk scoren het hoogst op dierenwelzijn
D
Keurmerk voor webwinkels, hierdoor weet je als consument dat je een aankoop doet bij een betrouwbare webshop
Slide 15 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat geeft een keurmerk met dit logo aan?
A
Keurmerk staat op producten waar de boeren in ontwikkelingslanden een betere (eerlijkere) prijs voor gekregen hebben
B
Dit keurmerk staat op producten met minder calorieën, vet, suiker of zout
C
Reisorganisaties met dit keurmerk houden zich aan de wet en de afgesproken regels
D
Hierdoor weet je als consument dat je een aankoop doet bij een betrouwbare webshop
Slide 16 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Consumer power
Samen sta je sterker,
een grote groep consumenten heeft samen veel invloed.
voorbeeld: actie van een consumentenorganisatie, de producent wordt gedwongen om rekening te houden met de wensen van de consumenten.
Slide 17 - Diapositive
Vertel wat met consumer power bedoeld wordt en gebruik hierbij het voorbeeld.
Hoeveel % is de winkel duurder danBol.com? (afronden op 1 decimaal)
je vergelijkt met de prijs van Bol.com (staat na DAN)
100/850 x 100% = 11,8%
Slide 19 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Hoeveel % is Bol.com goedkoper dan de winkel op de hoek.
Je vergelijkt nu met de prijs van de winkel op de hoek, dus:
100/950 x 100% = 10,5% (afronden op 1 decimaal)
Slide 20 - Diapositive
Laat nog een keer zien dat je vergelijkt met de prijs van de winkel die na het woord dan komt en dat geeft dus een andere uitkomst. Ga dus nog ff terug naar de ander slide.
winkel A verkoopt een telefoon voor 636 Winkel B verkoopt deze telefoon voor 600 Bereken hoeveel % is de telefoon van winkel A duurder dan winkel B.
Slide 21 - Question ouverte
Nu leerlingen zelf laten uitrekenen. Loop eventueel rond, geef complimenten en leg het nog en keer uit.
Al klaar met alles
Ga verder met het maken van de vragen uit het boek, dit is ook het huiswerk voor de volgende les.