3V chapitre 3 Bron C futur simple

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Les objectifs de ce cours

    Je connais la grammaire C du chapitre 3

    je travaille sur les exercices du chapitre 3

Le futur simple

• Om uit te leggen dat iets zal gaan gebeuren
• In het Nederlandse gebruik je: zullen

       "Morgen zal ik vrij hebben: dan is het zaterdag"

       "Demain je serai libre: ce sera samedi"

Le futur simple - stappenplan

regelmatige ww er, ir, re

       1 - bepaal wat het hele werkwoord is
       2 - eindigt deze op een 'e' haal deze er dan af

       3 - plak de juiste uitgang van de futur er achter

     

Le futur simple - de uitgangen

Werkwoorden op ir        - op er                   -op re

Je               choisirai          mangerai             prendrai
Tu               choisiras         mangeras            prendras

Il/elle/on  choisira           mangera              prendra

Nous         choisirons      mangerons         prendrons

Vous          choisirez         mangerez           prendrez

Ils                choisiront      mangeront          prendront

Le futur simple: onregelmatige ww.

• Bij deze ww. is de stam onregelmatig. Leer deze stam uit je hoofd.

1. être - je serai
2. avoir - j'aurai
3. faire - je ferai
4. aller - j'irai
5. pouvoir - je pourrai
6. vouloir - je voudraiai
7. venir - je viendrai
8. devoir - je devrai

Quiz

Exercice: in welke tijd staat de zin:
Monique et Christian sont repartis à Strasbourg

1. de présent
2. de futur simple
3. de passé composé
4. de futur proche

In welke tijd staat de zin:
À Noël nous pourrons partir faire du ski si tu veux

1. de présent
2. de futur simple
3. de passé composé
4. de futur proche

In welke tijd staat de zin:
Mais nous avons des invités à Noël!

1. de présent
2. de futur simple
3. de passé composé
4. de futur proche

In welke tijd staat de zin:
Salut! Je vais partir maintenant à la maison

1. de présent
2. de futur simple
3. de passé composé
4. de futur proche

Verbes en -ir
Welke vormen zijn correct van de futur simple?

1. Je partirai
2. Je partais
3. Nous partiron
4. Nous partirons

Verbes en -er
Welke vormen zijn correct van de futur simple?

1. Nous parlerons
2. Il parlait
3. Je chanterais
4. Je chanterai

Verbes en -re
Welke vormen zijn correct van de futur simple?

1. Je vendrai
2. Nous vendrons
3. Elle vendrai
4. Ils vendront

Verbes irréguliers
Welke vormen zijn correct?
(kies 2)

1. Un jour, je serais architecte
2. Tu viendras?
3. A Noël nous auron de la dinde (kalkoen)
4. Vous n'aurez plus faim après ce repas

Futur simple

• wanneer gebruik je de futur simple?
• wat zijn de uitgangen van de futur simple?
  
• vervoegen : welke stappen neem je?
  

• welke onregelmatige werkwoorden zijn er?
  

Travaillez sur les exercices

• Commencez avec les exercices de la semaine:

     révise + 13-14-16d-18

In 14a moet je de futur proche gebruiken: de volgende slides leggen het nog eens uit. Maak ook de réviseopdracht aan het begin van Bron C over de futur proche.

je - regarder (futur proche)

1. je vais regarder
2. je vas regarder
3. je regardera
4. je regarderai

ils - avoir (futur proche)

1. ils font avoir
2. ils avoirent
3. ils vont avoir
4. ils sommes avoir

Travaillez sur les exercices

• Commencez avec les exercices de la semaine:

       13-14-16d-18