p3 - lesweek 5

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Willkommen bei Deutsch!

Die Planung

die erste Unterrichtsstunde

• Vokabeln
• Eigenschaften
• Poster

die zweite Unterrichtsstunde

• Formatieve Toets C+E
• Poster

die dritte Unterrichtsstunde

• Oefentoets
• Kapitel 6

Aanpak woordjes leren - talen

Per slide een aantal tips hoe je het beste woordjes/zinnen kunt leren voor de talen. 

Studiebegeleiding

Stap 1

Opschrijven/uitspreken

- Schrijf de woorden/zinnen op in je schrift.

- Beluister de uitspraak van de woorden via de methodewebsite/slim stampen etc.

Stap 2

Leren

Leer de woorden/zinnen beide kanten op. 
Bijvoorbeeld bij Duits > D-NL en dan NL-D

Verwerk de leerstof actief en lees het niet alleen een paar keer door. De volgende slides bevat een aantal manieren om de leerstof actief te verwerken. >>>

Voorbeelden actief verwerken

- flashcards/flitskaarten maken (papier/digitaal via quizlet).
- woordenweb maken.
- schrijf een verhaal met de nieuwe woorden/zinnen.
- woorden/zinnen opschrijven en de moeilijke woorden/letters een andere kleur geven. 
- oefenen met Quizlet.

-oefenen met wrts.

Stap 3

Overhoren
Als je denkt de nieuwe woorden/zinnen te kennen, ga jezelf dan overhoren. 
Dat kan op verschillende manieren:
- op papier/papieren flitskaarten.
- digitaal via slim stampen/quizlet.

Stap 4

Herhalen herhalen herhalen

Blijf woorden/zinnen die je eerder hebt geleerd herhalen in de weken daarna. 
Je dient een nieuw woord/zin meer dan één keer te leren om het te kunnen onthouden.

Herhaal bv elke dag bv 5 woorden/zinnen van een taal.

Extra tips

- Deel de leerstof op in kleine stukken, bijvoorbeeld 10 woorden/zinnen per dag. 
- Verdeel de leerstof over de dagen en gebruik de laatste dag voor een toets om alles te herhalen.
- Wissel leren af met maakwerk.
- Verbind de woorden/zinnen zoveel mogelijk met iets wat je al kent.

Start met leren

Leer na elke les, dat kost je de minste moeite.

Houd wat je geleerd hebt bij, herhalen kun je in 5 minuten per week.

Ga vooral aan de slag: START met leren.

quizlet.com

https:

Eigenschaften

Um einen Beruf gut machen zu können, braucht man meistens verschiedene Eigenschaften und Fähigkeiten (vaardigheden). Einen Chirurgen, der kein Blut sehen kann und keine ruhige Hand hat, gibt es (hoffentlich!) nicht. Welche Eigenschaften, Fähigkeiten und Wörter gehören zu den Berufen?

Poster

Du willst dich für deinen Traumjob bewerben. Ein normales Bewerbungsschreiben findest du nicht gut genug, du willst auffallen. In Aufgabe 13 hast du dazu ein Video über dich selbst gemacht. Jetzt machst du auch noch ein Poster (A4 Format) mit deinen Daten (Name, Adresse usw.) und deinen Qualitäten und Fähigkeiten (Nenne mindestens vier). Beschreibe dich selbst, deinen Traumjob und warum du der Richtige für diesen Job bist (Motivation). Achte auf die Fälle und benutze die Schritt-für-Schritt-Anleitung*.

Poster abgeben
(Maak een foto en lever hem hier in)

Hoe vond je 

deze les?

😒🙁😐🙂😃

Hausaufgaben:

Nächstes Mal:

• Formatieve toets C+E Kapitel 5

--> digital

--> R/O/G

Willkommen bei Deutsch!

Die Planung

die erste Unterrichtsstunde

• Vokabeln
• Eigenschaften
• Poster

die zweite Unterrichtsstunde

• Formatieve Toets C+E
• Poster

die dritte Unterrichtsstunde

• Oefentoets
• Kapitel 6

Formatieve Toets

Je hebt 10 minuten de tijd om de formatieve toets te maken.

> Ga naar LessonUp.

> De toets wordt voor de klas klaargezet.

> Klik erop.

> Wacht tot de docent de toets start.

Wie war die Prüfung?

110

Wat moet je doen om jezelf te verbeteren voor Duits?

Poster

Du willst dich für deinen Traumjob bewerben. Ein normales Bewerbungsschreiben findest du nicht gut genug, du willst auffallen. In Aufgabe 13 hast du dazu ein Video über dich selbst gemacht. Jetzt machst du auch noch ein Poster (A4 Format) mit deinen Daten (Name, Adresse usw.) und deinen Qualitäten und Fähigkeiten (Nenne mindestens vier). Beschreibe dich selbst, deinen Traumjob und warum du der Richtige für diesen Job bist (Motivation). Achte auf die Fälle und benutze die Schritt-für-Schritt-Anleitung*.

Poster abgeben
(Maak een foto en lever hem hier in)

Hausaufgaben:

Nächste Woche:

• Formatieve toets Wörterliste A+B+D+F
• Plauderecke H

Hausaufgaben:

Lerne für die Prüfung

Willkommen bei Deutsch!

Die Planung

die erste Unterrichtsstunde

• Vokabeln
• Eigenschaften
• Poster

die zweite Unterrichtsstunde

• Formatieve Toets C+E
• Poster
• Cijfers formatieve luistertoets

die dritte Unterrichtsstunde

• Oefentiets Kapitel 5
• Kapitel 6

Reisen und Verkehr

das Museum

das Taxi

der Koffer

der Stadtplan

der Stau

das Schiff

der Bus

Vertaal naar het Nederlands:

die Autobahn

1. de auto
2. de afrit
3. de snelweg
4. de file

Vertaal naar het Nederlands:

das Fahrrad

1. de tram
2. de fiets
3. de taxi
4. de bromfiets

Vertaal naar het Nederlands:

parken

1. rijden
2. praten
3. stoppen
4. parkeren

Vertaal naar het Duits:

het vliegtuig

1. das Gepäck
2. der Flughafen
3. das Flugzeug
4. das Gate

Vertaal naar het Duits:

de rondvaart

1. die Rundreise
2. der Reiseführer
3. das Reiseziel
4. die Rundfahrt

Vertaal naar het Duits:

afslaan

1. abbiegen
2. geradeaus
3. überqueren
4. umsteigen

Was soll der 1. Absatz deutlich
machen?

1. Oscar hat auf seinem Trip rundum die Erde schon viel erlebt.
2. Oscar hasst das Reisen per Auto.
3. Oscar muss wegen Joannes Arbeit regelmäßig umziehen.
4. Oscar nimmt an einem großen Wettrennen um den Globus teil.

Welche Aussage stimmt mit dem 2. Absatz überein?

1. Wenn Oscar sich nicht wohl fühlt, bricht Joanne die Reise ab.
2. Oscar hat eine Vorliebe für warme Länder.
3. Das Reisen hat Auswirkungen auf Oscars Gesundheit.
4. Oscar ist immer wieder neugierig auf die neuen Orte.

Was wird über Hundefutter-Hersteller Pedigree deutlich?
(Absatz 4)

1. Pedigree versucht seinen Umsatz zu steigern.
2. Pedigree hat Oscar ohne Zustimmung auf Verpackungen abgebildet.
3. Pedigree spendet Futter an Hunde ohne Zuhause.

„Und das wollte ich der ganzen Welt zeigen.“ (alinea 3)
- Wat wordt er in deze zin met “das” bedoeld?

Beantwoord deze vraag in het Nederlands.

Welche Aussage zum Verfasser dieses Textes ist korrekt?

1. Er ist neutral.
2. Er ist begeistert.
3. Er ist kritisch.

De volgende alinea is uit de tekst weggelaten:
Trotzdem ist sie sicher: „Oscar liebt das Reisen. Und solange wir
zusammen sind, ist er überall auf der Welt glücklich.“ Nur der Ritt auf dem
Rücken eines Kamels war Oscar nicht so ganz geheuer: „Das schwankte
wohl etwas zu stark.“

- Op welke plek in de tekst hoort deze alinea thuis?

Hausaufgaben:

Nächste Woche:

• Formatieve toets Wörterliste A+B+D+F
• Plauderecke H

Hausaufgaben:

Lerne für die Prüfung + Paragraaf A K6