3.2 het periodiek systeem

Hiernaast zie je de 3 fasen van water (vast, gas, vloeibaar) welke voorstelling is micro- en welke is macro-niveau?
A
Boven= microniveau onder = macroniveau
B
Boven = macroniveau onder = microniveau
1 / 13
suivant
Slide 1: Quiz
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Hiernaast zie je de 3 fasen van water (vast, gas, vloeibaar) welke voorstelling is micro- en welke is macro-niveau?
A
Boven= microniveau onder = macroniveau
B
Boven = macroniveau onder = microniveau

Slide 1 - Quiz

Hoe zat het ook alweer?
Alles wat je waar kunt nemen met je zintuigen is het macroniveau. Het microniveau is het niveau van de kleinste deeltjes van de stof. 
Bij scheikunde gebruiken we vaak modellen en simulaties; vereenvoudigde weergaven van de werkelijkheid.
Zo stellen we ons bijvoorbeeld moleculen (bouwstenen) vaak voor als kleine bolletjes.

Slide 2 - Diapositive

leerdoelen
  • Je leert het verschil tussen elementen en verbindingen omschrijven;
  • Je leert de belangrijkste atoomsoorten met hun symbolen uit het periodiek systeem kennen;
  • Je leert het verschil tussen metalen en niet-metalen herkennen en omschrijven;
  • Je leert wat een legering is.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

bouwstenen
Molculen zijn opgebouwd uit atomen, er bestaan er meer dan 110. Door ze op verschillende manier te combineren kun je bijna oneindig veel moleculen maken (bijvoorbeeld alcohol en suiker)

Slide 5 - Diapositive

Een molecuul dat uit 1 atoomsoort bestaat noem je een element
Een molecuul dat uit meerdere atoomsoorten bestaat noem je een verbinding

Slide 6 - Diapositive

verbinding 
element

Slide 7 - Question de remorquage

symbolen van atomen
Elke atoomsoort heeft een eigen naam en een eigen symbool. Het symbool bestaat uit één of twee letters
zo is H het symbool voor waterstof en C het symbool voor koolstof. Een aantal van deze symbolen moet je uit je hoofd kennen!
Alle atoomsoorten die we kennen staan in een overzicht: het periodiek systeem

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

In het periodiek systeem staan de atoomsoorten in groepen met overeenkomstige eigenschappen
 
Alle atomen uit de 1e groep (alkalimetalen) reageren bijvoorbeeld heel heftig met water, terwijl de atomen uit de laatste groep (edelgassen) bijna nergens mee reageren. 

Het grootste deel van het periodiek systeem bestaat uit metalen (geel), de rest bestaat uit niet-metalen en metalloïden.

Slide 10 - Diapositive

metalen en niet-metalen
  • De metalen hebben veel overeenkomstige eigenschappen, ze zijn vaak glimmend en geleiden warmte en stroom.
  • De niet-metalen hebben geen echte overeenkomsten.

Slide 11 - Diapositive

metalen
Metalen kun je onderverdelen in edel, halfedel, onedel en zeer onedel. Hoe edeler het metaal, hoe minder snel het met de omgeving reageert. Een gouden ring roest bijvoorbeeld minder snel dan een ijzeren spaak.
Je kunt de eigenschappen van metalen combineren door ze te smelten en te mengen. Het afgekoelde mengsel heet een legering.  Bijvoorbeeld witgoud of roségoud

Slide 12 - Diapositive

Je kunt straks:
  • de symbolen van een aantal atoomsoorten geven als de naam is gegeven en andersom (zie lijst it's-learning)
  • enkele groepen in het periodiek systeem benoemen; 
  • het verschil uitleggen tussen metalen en niet-metalen en hun plaats in het periodiek systeem aangeven; 
  • het verschil tussen elementen en verbindingen aangeven met behulp van het begrip atoomsoort; 
  • uitleggen en herkennen wat een legering is.

Slide 13 - Diapositive