Een mappenstructuur maken in Windows

Een mappenstructuur maken in Windows

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je binnen Windows een mappenstructuur aanmaken.

Vertel de leerlingen wat het leerdoel van de les is.

Wat weet je al over het aanmaken van een mappenstructuur binnen Windows?

Wat is een mappenstructuur?

Een mappenstructuur is een organisatiesysteem waarbij bestanden en mappen worden geordend in een hiërarchie.

Definieer een mappenstructuur en leg uit waarom het belangrijk is om bestanden georganiseerd te houden.

Stap 1: Open de Verkenner

Klik op het map-icoon op de taakbalk of druk op de Windows-toets + E om de Verkenner te openen.

Laat de leerlingen zien hoe ze de Verkenner kunnen openen en benadruk de sneltoets.

Stap 2: Nieuwe map maken

Klik met de rechtermuisknop op de gewenste locatie en selecteer 'Nieuw' en vervolgens 'Map'.

Toon de leerlingen hoe ze een nieuwe map kunnen maken in de Verkenner.

Stap 3: Naam van de map invoeren

Typ een naam voor de map en druk op Enter om de naam te bevestigen.

Moedig de leerlingen aan om een duidelijke en beschrijvende naam te kiezen voor de map.

Stap 4: Submappen maken

Herhaal stap 2 en 3 om submappen binnen de hoofdmap aan te maken.

Laat de leerlingen zien hoe ze submappen kunnen maken binnen de hoofdmap.

Stap 5: Bestanden verplaatsen

Sleep bestanden vanuit andere locaties naar de juiste mappen in de mappenstructuur.

Demonstreer hoe leerlingen bestanden kunnen verplaatsen naar de juiste mappen.

Tips voor een efficiënte mappenstructuur

1. Gebruik duidelijke namen voor mappen en submappen.
2. Houd de structuur logisch en overzichtelijk.
3. Maak regelmatig back-ups van belangrijke bestanden.

Geef de leerlingen enkele tips om een efficiënte mappenstructuur te creëren en leg het belang van back-ups uit.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.