A2c- Periode 2, Les 2 - GSE (=H4 Les 6) (15-11-2021)

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Bienvenidos

Leerdoelen van dit hoofdstuk :

- je herhaalt de regelmatige ww

- je herhaalt gustar

- je leert de onregelmatige ww: hacer, jugar, salir, ir

- je leert de wederkerende ww : levantarse en acostarse

- je leert praten over activiteiten en hobby's, kloktijden en dagen van de week

- je leert zeggen hoe vaak je iets doet

- je leert de uitspraak en spelling van de z,s,c

El programa

• 20m - S.O. 
  


• 25m - Messi
• 10m - Tu rutina diaria (escribir)
• 10m - Juego, salgo etc. (verbos irregulares)
• Los deberes/ evaluación
  

20m - SO

over: 

• Vocab. 4.1 + 4.2. Je hoeft de woorden alleen Spaans-Nederlands te kennen. 
• gram. nr 17ab (ontkenning), 25 (ser), 26 (tener), 28 (llamarse), 34ab (gustar), 35 (regelmatige ww) + 41 (ir)
• getallen 0-100 (TB p.97)

Messi:
Wat weet je over hem?

20m - Jugar al fútbol y dormir (TB p.59)

1. Bestudeer de woorden in 4.3 en 4.4. (S-N)

2. Luister twee keer naar het fragment en lees mee (Voc p.47).

• Onderstreep de kloktijden.

 
3. Ga naar VOC p.31

• Vul de tabel in op Voc. p.31, ejercicio 4B-1 (dagindeling van Messi)
• Daarna: VOC p. 31  -> maak 4B-2, vul de tekst aan in hele zinnen.
  
• Lees de tekst op Voc p.47 nogmaals en noteer antwoorden van TB p.59 oef 4C en 4D.

Messi, Un4 p.59, oef 4B

Antwoorden 4CD, TB p. 59

le gusta: ir a la playa en vacaciones, ver películas argentinas (!)

le gusta más: jugar al fútbol, dormir

(no le gusta: leer)

10m - Tu rutina diaria

¿Qué significa

'rutina diaria'?

10m - Tu rutina diaria

• Vorige les heb je gewerkt aan 4 zinnen over David (Tekstboek p.58). 
• Deze 4 zinnen moest je afmaken in je schrift. -> check/verbeteren
• Daarna ging je werken aan 5 zinnen over jouzelf. De zinnen over jezelf hoefden nog niet af te zijn -> nu afmaken.

¿Terminado (klaar)?

Ga dan naar het grijze WB p.46 en maak oef 11-12

(zie volgende slide).

10m - Verbos irregulares

ZELFSTANDIG WERKEN

HACER: Grijze Werkboek (WB) p.46 oef 11-12

Uitleg vind je in: 

gram. nr 26 (tener), 40 (hacer, salir), 41 (ir), 

43 (jugar, dormir), 47 (acostarse)

 

¿Qué has aprendido? (Wat heb je geleerd?)
¿Cómo has trabajado? (Hoe heb je gewerkt?

Los deberes

Aprender:

vocab. 4.3 + 4.4 Spaans-Nederlands; 

gram. nr 

26 (tener), 40 (hacer, salir), 41 (ir), 43 (jugar, dormir), 47 (acostarse), 

Hacer:

afmaken Voc. p.31 Messi afmaken + Grijze WB p.46 oef 11-12 (werkwoorden)