Verwijswoorden in het Nederlands: Naar Personen en Dingen

Verwijswoorden in het Nederlands: Naar Personen en Dingen
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Verwijswoorden in het Nederlands: Naar Personen en Dingen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je correct verwijswoorden gebruiken om naar personen en dingen te verwijzen in het Nederlands.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat weet je al over het gebruik van verwijswoorden in het Nederlands?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Inleiding
Wat zijn verwijswoorden? Waarom zijn ze belangrijk in de Nederlandse taal?

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Soorten verwijswoorden
Persoonlijke, bezittelijke, aanwijzende en betrekkelijke verwijswoorden.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 1: Persoonlijke verwijswoorden
Vul de juiste persoonlijke verwijswoorden in de zinnen in.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Toepassing: Bezittelijke verwijswoorden
Hoe gebruik je 'zijn', 'haar' en 'hun' als bezittelijke verwijswoorden?

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 2: Aanwijzende verwijswoorden
Kies het juiste aanwijzend verwijswoord voor de gegeven situaties.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Betrekkelijke verwijswoorden
Hoe verbind je zinnen met betrekkelijke verwijswoorden zoals 'die', 'dat', 'wie' en 'waar'?

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Praktijktoepassing
Schrijf een korte tekst waarin je verschillende soorten verwijswoorden correct gebruikt.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 11 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 12 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 13 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.