Do 23 mei Beknopte bijzin en verkeerd aansluitende bijzin

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Foutief beknopte bijzin

Wat is een bijzin?

Wat is een beknopte bijzin?

Wat is een foutief beknopte bijzin?

De beknopte bijzin

Beknopt = korter / ingekort

• Een beknopte bijzin heeft geen onderwerp
• Een beknopte bijzin heeft geen  persoonsvorm
• Een beknopte bijzin heeft als vorm: te + infinitief, of..

Wanneer is een beknopte bijzin fout?

1. EEN BEKNOPTE BIJZIN IS FOUT ALS HET VERZWEGEN ONDERWERP VAN DE BEKNOPTE BIJZIN NIET GELIJK IS AAN HET ONDERWERP VAN DE HOOFDZIN.

2. Wanneer de woordsoorten niet hetzelfde zijn.

3. Wanneer de betekenis niet gelijk is.

Verkeerd aansluitende beknopte bijzin

• Onderwerp van de beknopte bijzin staat normaal gesproken in de hoofdzin (verborgen onderwerp).
• Bij een verkeerd aansluitende bijzin is het verborgen onderwerp niet hetzelfde als het onderwerp in de hoofdzin. 

Vb: *Na zijn ouders in de steek gelaten te hebben hoorden zij lange tijd niets meer van hun zoon.

Foutieve beknopte bijzin

Beknopte bijzin

Hoofdzin

Denkbeeldig onderwerp

ow+pv naast elkaar

Ow komt niet overeen met hoofdzin.

(on)voltooid deelwoord

Hoofdzin veranderen of er een bijzin van maken

Correct beknopte bijzin

Foutief beknopte bijzin

Huppelend van plezier, kwam het kind de klas binnen.

Na drie uur gewacht te hebben, gingen de hekken eindelijk open.

Kijkend uit het raam, viel plotseling een dakpan naar beneden.

In roomboter gebraden eet hij het vlees met smaak op.

Schaatsend naar de overkant, reed hij bijna het wak in. 

 Verscholen in een bosje, passeerde mij op enige meters een wild zwijn

Na gegeten te hebben, deed ik de afwas.

Wanneer is een beknopte bijzin fout?

1. Als er een pv en ow in staan.
2. Als de ow niet overeenkomen.
3. Als er geen pv en ow in staan.
4. Als het getal van de ow verschilt.

Een beknopte bijzin heeft een persoonsvorm

1. juist
2. niet juist

Foutieve beknopte bijzin of een goede beknopte bijzin?
Lopend naar de overkant, reed de auto hem bijna aan.

1. Foutief
2. Goed

Wat is de hoofdzin en wat is de beknopte bijzin?

1. Joris koos = hoofdzin
2. na lang te hebben getwijfeld = beknopte bijzin
3. uiteindelijk toch voor een CM-profiel = hoofdzin

Een beknopte bijzin heeft een onderwerp.

1. juist
2. niet juist

Welke van de volgende is een beknopte bijzin

1. Toen ik vanochtend wakker werd, was mijn wekker nog niet gegaan
2. Rennend over de gang, botste de jongen tegen de deur
3. Vandaag ga ik bowlen en morgen gaan we minigolfen
4. Ik hoop dat mijn familie staat te wachten als ik het vliegtuig uitkom

Wat is een beknopte bijzin?

1. Zin met persoonsvorm en zonder onderwerp
2. Zin met persoonsvorm en onderwerp
3. Zin zonder persoonsvorm en met onderwerp
4. Zin zonder persoonsvorm en onderwerp

Een beknopte bijzin is een zin...

1. zonder onderwerp en lijdend voorwerp
2. zonder persoonsvorm en lijdend voorwerk
3. zonder onderwerp en persoonsvorm
4. zonder kop en staart

Foutieve beknopte bijzin of een goede beknopte bijzin?

Na koffie gedronken te hebben, reed de bus verder.

1. Foutief
2. Goed

Foutieve beknopte bijzin of een goede beknopte bijzin?

Eindelijk thuisgekomen, ging hij meteen naar bed.

1. Foutief
2. Goed

Foutieve beknopte bijzin of een goede beknopte bijzin?

Na gegeten te hebben, fietsten we weer verder.

1. Foutief
2. Goed

Lees de zinnen en bepaal of de zin een gewone bijzin of een beknopte bijzin bevat. 

Beknopte bijzin

Gewone bijzin

Lopend naar de overkant werd hij bijna aangereden. 

Als hij mij belt, loop ik even de vergadering uit. 

Na kampioen te zijn geworden, werden de spelers door het bestuur gefeliciteerd.

Blij door het gras huppelend 

floot

het meisje

een liedje.

Beknopte bijzin

Foutieve beknopte bijzin

Beknopte bijzin

Hoofdzin

Denkbeeldig onderwerp

ow+pv naast elkaar

Ow komt niet overeen met hoofdzin.

(on)voltooid deelwoord

Hoofdzin veranderen of er een bijzin van maken

Blij door het gras huppelend 

floot

het meisje

een liedje.

Beknopte bijzin

Huiswerk voor ma 27 mei

Maken opdr. 1 t/m 4

Leren de verkeerd aansluitende bijzin.

Lees de tekst op blz. 265.

Zet nummer 1 t/m 23 onder elkaar en benoem de woordsoorten.

Kijk op de werkwijzer grammatica als je hulp nodig hebt.