14-10 Lowan thema 3 bezittelijke voornaamwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Lowan thema 3

de bezittelijke voornaamwoorden

thema 3

De bezittelijke voornaamwoorden

mijn, jouw, enz.: 

mijn fiets

jouw boek

zijn huis

haar tekening

hun huis

jouw broer

zijn auto

Het bezittelijke voornaamwoord:

- geeft aan wie iets heeft

- staat vóór een woord (mensen, dieren, planten, dingen, namen en landen)

Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord in een zin:

- Ik eet mijn banaan. 

- Dat is jouw huis.     

- Waar is zijn fiets?   

Begrijp je het?

                                     Bedenk het zelf maar eens..     

       

Ik heb een huis.                             Het is......

Hij heeft een bal.                          Het is......

Jullie hebben een tas.               Het is......         

                                           

Het is ons huis.

Het is zijn bal.

Het is jullie tas.

Deze pen is van mij. Het is _____ pen.

1. mij
2. mijn
3. jou
4. jouw

Deze fiets is van haar. Het is _____ fiets.

1. haar
2. zij
3. hij
4. zijn

Deze auto is van de meester. Het is ______ auto.

1. hij
2. zijn
3. mij
4. mijn

Zij hebben een computer. Het is _____ computer.

1. haar
2. uw
3. ons
4. hun

Jullie hebben een telefoon. Het is ______ telefoon.

1. jouw
2. uw
3. zijn
4. jullie

U heeft een hond. Het is ____ hond.

1. u
2. uw
3. jouw
4. mijn

Ons/onze

Het- woord = ons
De-woord = onze

Het huis = ons huis    Ons huis is nieuw. 
De auto = onze auto   Onze auto rijdt goed. 

Wij hebben een huis. Het is _____ huis.

1. wij
2. ons
3. onze
4. jullie

Wij hebben een nieuwe fiets. Het is ______ fiets.

1. wij
2. ons
3. onze
4. jullie

Ik begrijp wat een bezittelijk voornaamwoord is.

-2100