spelling verkleinwoorden

Spelling: verkleinwoorden

1 / 17

Slide 1: Diapositive

NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

La durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Spelling: verkleinwoorden

Slide 1 - Diapositive

verkleinwoorden van zn

Slide 2 - Diapositive

Wat plak je achter een zn om er een verkleinwoord van te maken?

Slide 3 - Carte mentale

Verkleinen zn

bank bankje

film filmpje

prei preitje

slang slangetje

woning woninkje

Slide 4 - Diapositive

Let op!

Soms moet je vanwege een uitspraakprobleem de schrijfwijze van woorden aanpassen.

Voorbeelden:

auto autootje
kar karretje
café cafeetje
taxi taxietje

Slide 5 - Diapositive

Woorden op -y

Bij verkleinwoorden van woorden die eindigen op een medeklinker + y schrijf je apostrof.

Bijvoorbeeld:

baby baby’tje
hobby hobby’tje

Maar: cowboy cowboytje

Slide 6 - Diapositive

Afkortingen en cijfers

Bij afkortingen en cijfers schrijven we ook een apostrof.

dvd dvd'tje
A4 A4'tje

Slide 7 - Diapositive

Afwijkende verkleinvormen

jongen jongetje

blad blaadje

bril brilletje

Slide 8 - Diapositive

Het lidwoord bij verkleinwoorden

Bij het enkelvoud gebruik je bij verkleinwoorden altijd het lidwoord 'het'.

de dans het dansje

de boom het boompje

de opa het opaatje

het paard het paardje

Slide 9 - Diapositive

Wat is de verkleinvorm van "moment"?

Slide 10 - Question ouverte

Wat is de verkleinvorm van "etalage"?

Slide 11 - Question ouverte

Wat is de verkleinvorm van "radio"?

Slide 12 - Question ouverte

Wat is de verkleinvorm van "verdieping"?

Slide 13 - Question ouverte

Wat is de verkleinvorm van "cd"?

Slide 14 - Question ouverte

Wat is de verkleinvorm van "pony"?

Slide 15 - Question ouverte

Vond je de lesstof moeilijk (0) of makkelijk (100)?

Slide 16 - Sondage

Opdracht

Werk aan de opdrachten in de planning. Klaar? Doe rustig iets voor jezelf.

Slide 17 - Diapositive