Clase 6. C1 Comunicación, Destrezas, Reflexión y evaluación.

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

¡Bienvenidos chicos y chicas!

Miércoles, 25 de septiembre de 2024

¿Qué vamos a hacer hoy?

1. Somtoday.
   
2. Objetivos para la clase de hoy.
3. Terminamos la Unidad 1.  
   
4. Final de la clase: ¿Qué hemos aprendido hoy?
   

Aan het einde van dit hoofdstuk:

-    ik kan over mezelf vertellen.
-    ik kan tellen t/m 20.
-    ik kan de dingen benoemen in het klaslokaal.
-    ik ken handige zinnen voor in de les.
-    ik weet wat meer over het land Spanje (cultuur).

s.o unidad 1

Fecha:   Miércoles 2 octubre

¿Qué tienes que saber?

Vocabulario unidad 1 (SP/NL-NL/SP)

Frases claves unidad 1 

Gramática unidad 1. (lidwoorden, enkelvoud/meervoud in het Spaans, "ser" en "llamarse"

Plaats de zelfstandige naamwoorden bij het juiste lidwoord.

la

los

las

el

profesora

música

mesa

libro

bolígrafos

carpetas

alumnos

sillas

pizarras

diccionario

Sleep de woorden bij het juiste meervoudsvorm in het Spaans.

+S

+ES

autobús

profesor

ciudad

hermano

estudiante

hotel

mesa

televisión

mono

chica

Schrijf de vrouwelijke vorm van:

el león

Schrijf de mannelijke vorm van:

la directora

Schrijf het meervoud van:

la mujer

Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 

Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)

YO

TÚ

ÉL, ELLA, USTED

NOSOTROS, NOSOTRAS

VOSOTROS, VOSOTRAS

ELLOS, ELLAS, USTEDES

ik

jij

María y Pepe

zij (mv)

u 

wij

hij

jullie

zij

mi hermano y yo

u (mv)

Isabel y tú

Juan

señor Collantes

Sleep de blauwe woorden naar de gele woorden!

yo

tú

él, ella, usted

nosotros

vosotros

ellos, ellas, ustedes

soy

eres

es

somos

sois

son

LLAMARSE =  HETEN

ME LLAMO

TE LLAMAS

SE LLAMA

NOS LLAMAMOS

OS LLAMÁIS

SE LLAMAN

EL CHICO

TÚ

YO

NOSOTROS

DE JONGEN HEET

JIJ HEET

IK HEET

WIJ HETEN 

JULLIE HETEN

ZIJ HETEN

Repasamos el vocabulario

Seguimos con la unidad 1

Seguimos....

1. A: Hola, ¿qué tal?

    B: Bien, ¿y tú?

2. A: Me llamo..... Y tú, ¿cómo te llamas?

    B: Me llamo....

3.  A: ¿De dónde eres?

       B: Soy de...

4. A: ¿Cuántos años tienes?
     B:  Tengo......años

   

5. A: ¿Cuál es tu número de teléfono?

     B: Mi número de teléfono es...

6. A: ¿Cuál es tu asignatura favorita?

     B: Mi asignatura favorita es....

Verplichte opdrachten:

TB (in de klas) Unidad 1.Destrezas

Opdracht 1 t/m 4 en opdracht 7

WB (Huiswerk) Unidad 1. Reflexión y evaluación

Opdracht 1 t/m 7

Si terminas/Als je klaar bent?

Woorden leren unidad 1

Frases claves unidad 1 leren

Optionele opdrachten:

(verdieping / verbreding)

WB (Huiswerk) 

U1 Comunicación 

opdracht 1 t/m 9 

WB (Huiswerk) U1 Destrezas 

opdracht 1t/m 3 en 5 

TB (in de klas) U1 Cultura 

opdracht 1 en 2

¿Cómo has trabajado hoy en clase?

😒🙁😐🙂😃

1. Wat heb je geleerd in deze les? Had je meer kunnen leren? Hoe kun je ervoor zorgen dat je meer opsteekt?
2. Wat ging goed? Wat kan beter? Hoe ga je dat aanpakken?

0