Examen 2022-1 tekst 4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Examen 2022-1 tekst 4

              Afdingen kun je leren 

Lees tekst 4: afdingen kun je leren

Hoe leidt de schrijver de tekst in alinea 1 in?
De schrijver

1. beschrijft het onderwerp van de tekst
2. geeft een samenvatting van de tekst
3. noemt de aanleiding voor het schrijven van de tekst.
4. vertelt zijn mening over het onderwerp van de tekst.

Wat zegt George van Houtem bij tip 1 over schaamte bij afdingen?
Hij vindt het

1. begrijpelijk
2. lachwekkend
3. onnodig
4. onzinnig

Welke uitdrukking past niet bij alinea 3?

1. Een brutaal mens heeft de halve wereld
2. Nee heb je, ja kun je krijgen.
3. Voor een dubbeltje op de eerste rang zitten.
4. Wie niet waagt, die niet wint.

In alinea 3 (tip 2) wordt een advies gegeven over wat je kunt doen als een
product of dienst zo gewild is dat de kans op korting klein is.
Welk advies is dit?

1. Kom zelf met een tegenvoorstel voor de vraagprijs
2. Neem genoegen met de vraagprijs.
3. Onderzoek vooraf wie de goedkoopste aanbieder is.

In alinea 5 staat: “Volgens Van Houtem is dat allemaal onzin.” (regels
110-111)
Wat is volgens hem onzin?
dat je als koper

1. boos moet weglopen als je geen korting krijgt
2. moet verbergen dat je een product heel graag wilt hebben
3. op een later moment terugkomt in de hoop dat de verkoper akkoord gaat
4. vriendelijk moet zeggen dat je teleurgesteld bent

Bij welke situatie of welk voorstel is het volgens de informatie uit de tekst
redelijk om korting te vragen?

1. Henno vraagt extra korting op schoenen die 50% zijn afgeprijsd.
2. Mark biedt 10 euro voor een boek dat 20 euro kost.
3. Samira eist korting op een dure designlamp en betaalt in termijnen.
4. Tess doet een bod van 14.000 euro op een auto die 15.000 kost.

Wat kun je het beste doen als een verkoper geen korting wil geven?

1. Geef aan dat het toch een minderwaardig product is.
2. Gewoon volhouden en desnoods erg boos worden.
3. Verlaat de winkel en kom niet meer terug.
4. Vraag om een gratis artikel dat bij het product hoort.

Maak nu zelf de volgende vragen

24, 25, 26, 27