Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Deze les
Stijlfiguren deel 2
Slide 1 - Diapositive
Lesdoelen
Aan het eind van de les:
... weet je het verschil tussen een tautologie, pleonasme, antithese, paradox, retorische vraag, opsomming, climax en herhaling.
... kun je deze stijlfiguren toepassen in verschillende opdrachten.
Slide 2 - Diapositive
Welke vijf stijlfiguren kennen jullie inmiddels?
Slide 3 - Diapositive
Wat zijn stijlfiguren eigenlijk?
Slide 4 - Question ouverte
Waarom stijlfiguren?
Stijlfiguren kan je gebruiken om indruk te maken op een luisteraar of lezer. Met stijlfiguren kan je de nadruk leggen op iets wat je wilt zeggen.
Het maakt taal levendiger!
Slide 5 - Diapositive
Pleonasme en tautologie
We gaan een filmpje kijken.
Beantwoord daarna de volgende kijkvragen:
Wat is een pleonasme? Noem ook een voorbeeld.
Wat is een tautologie? Noem ook een voorbeeld.
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
01:10
Wat is een pleonasme? Noem ook een voorbeeld.
Slide 8 - Question ouverte
01:45
Wat is een tautologie? Noem ook een voorbeeld.
Slide 9 - Question ouverte
Antithese en paradox
Een antithese is een tegenstelling - Twee tegengestelden naast elkaar - Contrast: valt meer op --> kleine mensen, grote wensen
Een paradox is een schijnbare tegenstelling - Lijkt niet te kloppen, maar klopt wel - Het zijn vaak echte doordenkertjes --> Het grote constante in het leven is verandering.
Slide 10 - Diapositive
We lezen het gedicht 'Voor Ari' van Jules Deelder.
Opdracht:
Benoem een antithese en een paradox uit strofe 2.
Lieve Ari
Wees niet bang
De wereld is rond
en dat istie al lang
De mensen zijn goed
De mensen zijn slecht
Maar ze gaan allen
dezelfde weg
Hoe langer je leeft
hoe korter het duurt
Je komt uit het water
en gaat door het vuur
Daarom lieve Ari
Wees niet bang
De wereld draait rond
en dat doettie nog lang.
Slide 11 - Diapositive
En dan zijn er nog vier...
De laatste vier stijlfiguren zijn de retorische vraag, de herhaling, de opsomming en de climax.
Slide 12 - Diapositive
Opdracht
Lees zelfstandig de uitleg over de overige stijlfiguren --> theorieboekje punt 9 en 10
Test vervolgens jezelf met de vijf oefenvragen
Samen met je buur
Klaar? Vraag mij om de antwoorden en kijk na
We sluiten de les samen af
Je levert je antwoorden aan het eind van de les bij mij in
timer
10:00
Slide 13 - Diapositive
'Ik weet het verschil tussen een tautologie, pleonasme, antithese, paradox, retorische vraag, opsomming, climax en herhaling.' 'Ik kan deze stijlfiguren toepassen in verschillende opdrachten.'
In hoeverre geldt dit voor jou?
Slide 14 - Sondage
Volgende les
Alles nog een keer herhalen en nog even oefenen
Bedenk voor jezelf wat je nog lastig vindt en stel vragen!