HV2 Grammar recap Unit 6

Grammar Unit 6
-  Word order: position of adverbs

- Past simple vs past continuous

- Second conditional


1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Grammar Unit 6
-  Word order: position of adverbs

- Past simple vs past continuous

- Second conditional


Slide 1 - Diapositive

Word order: position of adverbs
1. Adverbs of time and place

2. Adverbs of manner

3. Adverbs of frequency

Slide 2 - Diapositive

Adverbs of time and place
- Komen aan het einde van de zin
vb: I have to charge my e-bike battery tonight.

Bij plaats en tijd in de zin, komt plaats voor tijd.
vb: Dad ordered a solar car from Germany last week

Slide 3 - Diapositive

Adverbs of manner
Geven aan hoe iets gebeurt, zoals very/really/terribly:
- komen voor het woord waarvan ze iets zeggen, als dat woord een bijvoeglijk naamwoord (adjective) of bijwoord (adverb) is.
vb: I'm very angry with you. 
- Als het bijwoord iets zegt over een werkwoord komt het: aan het einde van de zin of voor het hoofdwerkwoord.
vb: Henry left the shop quietly
vb 2: We nervously waited for the train.




Slide 4 - Diapositive

Adverbs of frequency
Bijwoorden die aangeven hoe vaak iets voorkomt zoals always/never/usually/often komen:

- voor het hoofdwerkwoord:  I always walk to school. 

- na een vorm van to be: We are usually on time. 

Slide 5 - Diapositive

Which one is correct?
A
I quietly did my homework
B
I did my homework quietly.
C
Quietly, I did my homework.

Slide 6 - Quiz

(never) I have been to Austria.

Slide 7 - Question ouverte

(terribly) I am sorry.

Slide 8 - Question ouverte

Past simple vs. past continuous
Past simple: in het verleden gebeurd en geëindigd.
vb: I saw a great film yesterday. 

Past continuous: heeft in het verleden een tijd geduurd.
vb: I was reading a book this morning. 

Slide 9 - Diapositive

Past simple vs. past continuous
Past simple and past continuous:
Vaak gebruik je de past continuous en de past simple in één zin. De past continuous geeft dan aan dat iets in het verleden een tijd bezig was, toen iets anders gebeurde (past simple).

vb: I was watching a series when you texted me. 

Slide 10 - Diapositive

I ..................... (check) my test when the teacher .................. (stop) the time.

Slide 11 - Question ouverte

We ..................... (walk) home when it .................. (start) raining.

Slide 12 - Question ouverte

It ................... (happen) while you ........................ (sleep).

Slide 13 - Question ouverte

Second conditional
Je gebruikt de second conditional voor dingen waarvan het onwaarschijnlijk is dat ze gaan gebeuren. 

In de if-zin gebruik je de past simple, in de hoofdzin gebruik je would + hele werkwoord.
vb: If I won the lottery, I would buy a new house for my parents. 

Slide 14 - Diapositive

If I ................ (have) more money, I ................. (travel) more.

Slide 15 - Question ouverte

I ................... (get) a big tattoo if my parents .............. (allow) it.

Slide 16 - Question ouverte

If there .................... (is) a fire in this building, it ............... (be) impossible to escape.

Slide 17 - Question ouverte