Staal groep 8 blok 5 week 2 les 3

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

Staal groep 8 blok 5 week 2 les 3

Welkom!

Vandaag gaan we eerst nog een keer het meewerkend voorwerp herhalen, zinsontleden en ontleden in woordsoorten.

Vervolgens doen we een dictee.

We sluiten af met een korte bespreking van de opdrachten in het werkboek.

Hoe zat het ook alweer met woordsoorten?

Hoe zat het ook alweer met woordsoorten?

Hoe zat het ook alweer met woordsoorten?

Wat zijn zelfstandige naamwoorden uit deze zinnen?

1. turner, veel, wereldkampioenschap
2. massage, uur, bronzen
3. uur, derde, plaats, medaille
4. turner, massage, uur, trainer

Het goede antwoord was D.

A: veel = een onbepaald telwoord, het geeft een hoeveelheid aan

B: bronzen = een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

C: derde = een (bepaald) telwoord

Wat zijn bijvoeglijk naamwoorden uit deze zinnen?

1. Russische, strenge, derde
2. Russische, ontspannende, bronzen
3. ontspannende, strenge, medaille
4. Russische, ontspannende, zijn

Het goede antwoord was B.

A: derde= een rangtelwoord, het geeft aan de hoeveelste plaats de turner heeft gehaald 

C: medaille= een zelfstandig naamwoord

D: zijn = bezittelijk voornaamwoord

Welke woordsoort is nadat?

1. zelfstandig naamwoord
2. voorzetsel
3. voegwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Wat zijn de persoonlijk voornaamwoorden?

1. turner, trainer, hij, hij
2. hij, hem, hij, hij
3. hij, zijn, hij, hij
4. kreeg, had, vroeg, heeft, kreeg

Wat is het derde voorzetsel naast van en in?

1. tijdens
2. nadat
3. vandaag
4. plaats

Hoe zat het ook alweer met zinsdelen?

Hoe zat het ook alweer met zinsdelen?

Wat is de persoonsvorm?

Zijn Russische trainer vroeg veel van hem.

1. zijn Russische trainer
2. vroeg
3. veel
4. van hem

Wat is het onderwerp?

Zijn Russische trainer vroeg veel van hem.

1. zijn Russische trainer
2. vroeg
3. veel
4. van hem

Wat is het lijdend voorwerp?

Zijn Russische trainer vroeg veel van hem.

1. zijn Russische trainer
2. vroeg
3. veel
4. van hem

Vorige week hebben we het meewerkend voorwerp behandeld.

Dat vond je door de vraag te stellen:

Aan of voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Voorbeeld:

De juf gaf haar een compliment.

gezegde: gaf

onderwerp: de juf    (Wie gaf?)

lijdend voorwerp: een compliment   (Wat gaf de juf?)

meewerkend voorwerp: haar   (Aan wie gaf de juf een compliment)

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:

De juf liet de leerling het proefwerk zien.

Typ het meewerkend voorwerp in de volgende zin:

Ons leek het een goed plan.

Typ het meewerkend voorwerp in de volgende zin:

De verzorger gaf de dolfijnen voer.

Typ het meewerkend voorwerp in de volgende zin:

De verzorger gaf de dolfijnen voer.

Geef hieronder aan hoe je deze instructie hebt gemaakt. Ging het goed, had je veel fouten en weet je nu goed hoe je het meewerkend voorwerp kunt vinden?

het dictee!

Klik op het speakertje om het woord of de zin te horen.

het dictee
Klik op het speakertje.

het dictee
Klik op het speakertje.

het dictee
Klik op het speakertje.

het dictee
Klik op het speakertje.

het dictee
Klik op het speakertje.

het dictee
Klik op het speakertje.

Dit was de les!

Succes met het maken van alle opdrachten.

Daarna werkpakket Spelling.